Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Jan Brouwers
Dossiers » Willibrord » introductie » Willibrord

Willibrord

Informatie over zijn leven 

Het meeste wat we weten over Willibrord is afkomstig uit geschriften die na zijn dood werden vervaardigd. Hierin werd hij niet als individu beschreven, maar als model: een voorbeeld voor anderen.

De belangrijkste bronnen zijn de ‘Kerkgeschiedenis van het Engelse volk’ van Beda Venerabilis (†735) en een levensbeschrijving die Alcuin (†805) schreef, vijftig jaar na de dood van Willibrord. Alcuin, een geleerde aan het hof van Karel de Grote, maakte gebruik van het werk van Beda en van verhalen die in de abdij van Echternach werden verteld over Willibrord, die de stichter van die abdij was.

Ook Bonifatius vermeldt Willibrord in zijn brieven, zij het sporadisch. Hij beschrijft daarin onder meer dat Willibrord in Utrecht de Salvatorkerk bouwde en een oudere kerk, die door de Friezen was verwoest, herbouwde.

Een latere bron dateert van ongeveer 1100. Dat is dus eeuwen na de dood van Willibrord. Maar daarbij werden wel documenten overgeschreven waarvan de originelen later verloren zijn gegaan. Zo weten we wat Willibrord aan schenkingen heeft ontvangen.

De enige aantekening van Willibrord zelf is een opmerking in een kalender. Hierin schrijft hij dat hij in 690 aankwam in het Frankische rijk en dat hij in 695 door paus Sergius tot bisschop is gewijd.

Jeugd en opleiding

Al op zevenjarige leeftijd werd Willibrord door zijn ouders ondergebracht in het benedictijner klooster van Ripon bij York. Dat was in die tijd heel gebruikelijk. Zijn ouders hadden een hoge achting voor het kloosterleven: zijn vader zou zich later, met instemming van zijn vrouw, terugtrekken in een klooster.

De H. Wilfrid van York was abt van dit klooster geweest en in de tijd dat Willibrord er arriveerde werd Wilfrid bisschop van York. Hij had grote invloed op de opvattingen van Willibrord over de Kerk. Destijds bestond er nog een Keltisch-christelijke traditie die afweek van de rooms-katholieke. Zo vierde men bijvoorbeeld Pasen op een andere dag.

Die traditie was geworteld in Ierland, waar Willibrord zijn opleiding afrondde. In 678 vertrok hij naar het klooster Rathmelsigi en tien jaar later werd hij er priester gewijd. Daar ook kwam hij in aanraking met het ideaal van de peregrinatio: het achter zich laten van het eigen land.

Missionaris

In 690 vertrok hij naar de Lage Landen om daar als missionaris te gaan werken. Ook op dit werk heeft de H. Wilfrid invloed gehad. Deze was namelijk al in 678 bij de Friezen geweest. Onderweg naar Rome was hij in hun gebied terechtgekomen en bleef er overwinteren. In die tijd zou hij een groot aantal Friezen hebben bekeerd, maar van een werkelijke kerstening van de Friezen kwam het niet. Toch moet Wilfred gemerkt hebben dat een meer systematische prediking onder de Friezen zinvol was.

Willibrord was niet de eerste missionaris die vanuit Ierland naar dit gebied kwam, maar wel de eerste die zich verzekerde van de steun van de hoogste wereldlijke en kerkelijke autoriteiten. Hij ging naar Rome en waar hij van de paus toestemming kreeg om te preken.

Daarvoor had hij zich al verzekerd van de steun van de Franken, die destijds grote delen van de Lage Landen in hun macht hadden en die voortdurend probeerden deze macht uit te breiden ten koste van de Friezen die in het westen en noorden woonden.

Willibrord daarmee een andere invulling van de traditie van de Ierse en Schotse monniken die met hun ideaal van de peregrinatio naar het vasteland waren gekomen. Zij bekommerden zich niet om een georganiseerde missionering, maar streefden naar zelfheiliging door zo ver mogelijk in heidens gebied te gaan preken. Willibrord daarentegen, plaatste zijn werk tevens in een kerkelijk en een politiek kader.

De steun van de wereldlijke machthebbers leverde hem veel bezittingen op: grootgrondbezitters schonken hem landbouwgronden en hoeven. Op een van die complexen bouwde hij het klooster van Echternach. Bovendien besefte hij dat de kerstening moest beginnen bij de elite en dat de rest van de bevolking dan volgde.

Dat hij in 695 als eerste missionaris door de paus tot aartsbisschop werd gemaakt, onderstreept zijn streven om zijn werk in het kader van de rooms-katholieke Kerk te plaatsen. In zijn geboorteland had hij gezien welke verwarring en conflicten verdeeldheid onder de christenen met zich meebracht. Daarom streefde hij naar eenheid onder de bisschop van Rome. Het initiatief tot de wijding is echter uitgegaan van de Frankische heerser Pepijn de Korte die Willibrord naar Rome zond om de wijding te ontvangen.

Zijn missie

Het is moeilijk aan te geven welke methodes Willibrord gebruikte bij het bekeren van de bevolking. In de levensbeschrijving die Alcuin van hem geeft, ligt de nadruk op het verwoesten van heidense heiligdommen en het verrichten van wonderen. Daarmee wilde hij vooral aangeven dat Willibrord een heilige was.

Een betrouwbaarder gids vormen de richtlijnen die destijds gegeven werden aan missionarissen. Die waren onder meer afkomstig uit de geschriften van paus Gregorius de Grote. Het is bepaald niet gewaagd om te veronderstellen dat Willibrord deze boeken kende — ze waren wijdverspreid — en de raadgevingen uit deze boeken navolgde.

Tempels moesten kerken worden. Zo konden de mensen op hun vertrouwde plaatsen blijven bidden, maar dan wel tot God en niet tot de heidense goden. Hij benadrukte dat de overgang tot het christendom een grote stap was en dat de mensen daarbij begeleid moesten worden. Dit is geheel in lijn met de pastorale benadering die we ook elders bij Gregorius vinden. Afgodsbeelden moesten wel vernietigd worden.

Alcuin beschrijft inderdaad hoe Willibrord afgodenbeelden vernietigde. Heidense bronnen gebruikte hij om christenen te dopen. Over het wijden van tempels lezen we echter niets: wellicht omdat er in de streken waar hij predikte geen tempels waren die tot kerken konden worden gewijd.

Hoewel hij afhankelijk was van Frankische steun, had zijn eerste reis nadat hij tot bisschop was gewijd, Denemarken tot doel. Een gebied dat ver buiten de Frankische invloedssfeer lag. Dat is tenminste wat Alcuin vertelt. Tijdens die reis provoceerde hij de Friezen door hun heiligdommen te ontwijden. Het kostte een van zijn medewerkers het leven en de Friese koning verjoeg hen zonder dat ze iemand tot het christendom hadden kunnen bekeren.

Dit provocerende optreden lag niet in de lijn van de aanwijzingen van paus Gregorius. Blijkbaar waren de methodes van de missionarissen gewijzigd — ook over andere missionarissen uit die tijd zijn zulke verhalen bekend. Maar opvallend is dat Alcuin melding maakt van deze mislukking.

Maar verder was Willibrord een succesvol missionaris. Bonifatius schreef dat Willibrord het grootste deel van de Friezen heeft bekeerd. Daarmee bedoelde hij de Friezen die onderworpen waren aan de Franken. De andere Friezen zouden pas later gekerstend worden.

Op het idee dat Willibrord de apostel van de Friezen of van Nederland was, valt veel af te dingen — afgezien van het feit dat Nederland in die tijd niet bestond. Eerder was de kerstening van het gebied dat nu Nederland heet een proces dat eeuwen heeft geduurd. Willibrord komt de eer toe dat hij een begin heeft gemaakt met de systematische kerstening van onze landen. Het klooster dat hij stichtte in Utrecht werd het centrum van waaruit deze kerstening kon worden ondernomen.



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Jan Brouwers.