Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Jan Brouwers
Dossiers » Concilie van Bazel - Ferrara - Florence » introductie » Concilie van Bazel - Ferrara - Florence

Concilie van Bazel - Ferrara - Florence

Gevolg van het Westers schisma 

Het bijeenroepen van het Concilie van Bazel gebeurde op grond van een besluit van het Concilie van Konstanz (1414–1418). Dit concilie had een eind gemaakt aan het ‘Westers schisma’, waarbij er twee pausen waren: een in Rome en een in Avignon. Daarnaast had het concilie de bepaald dat er regelmatig concilies moesten worden gehouden om het beleid van de paus te controleren. Ook de noodzaak tot hervormingen binnen de Kerk bleef op de agenda staan. Daarom riep paus Martinus V het Concilie van Bazel bijeen.

Martinus V was in 1417 gekozen door het Concilie van Konstanz. Dit was een unieke gebeurtenis: het is namelijk de taak van het college van kardinalen om de paus te kiezen. De kardinalen waren er echter niet in geslaagd om een einde te maken aan het Westers Schisma door gezamenlijk één paus te kiezen. Dat had uiteindelijk het concilie gedaan door Martinus V aan te wijzen als de opvolger van zowel de paus in Rome als die in Avignon (en die in Pisa, waar inmiddels een derde paus zetelde).

Martinus leek dus het succes van het conciliarisme te belichamen, maar naarmate hij langer zetelde op de stoel van Petrus, bekoelde zijn enthousiasme voor het conciliarisme. Hij aarzelde lang om een concilie bijeen te roepen, zoals het Concilie van Konstanz dat had voorgeschreven. Pas toen een aantal kardinalen druk op hem begonnen uit te oefenen, riep hij het Concilie van Bazel bijeen. Hij stierf voordat het concilie daadwerkelijk van start ging. Overigens was hij niet van plan geweest om het bij te wonen.

Hussieten

Al snel verstoorden politieke en militaire ontwikkelingen de gang van zaken tijdens het concilie. In Bohemen, het tegenwoordige Tsjechië, woedde een burgeroorlog. Het ging tijdens deze burgeroorlog niet alleen om politieke, maar ook om religieuze kwesties. Er was in Bohemen een streven op gang gekomen naar kerkelijke hervormingen. Leider van de beweging was Jan Hus. Zijn volgelingen werden ‘Hussieten’ genoemd.

Hus was door het Concilie van Konstanz als ketter veroordeeld en op de brandstapel ter dood gebracht. Dit leidde in Bohemen tot grote verontwaardiging en tot een opstand van de Hussieten tegen de koning.

Moe van de jarenlange strijd waren de Hussieten bereid tot onderhandelingen die zouden moeten plaatsvinden tijdens het Concilie van Bazel. Dat was tegen de zin van de nieuwe paus, Eugenius IV, die inmiddels tot opvolger van de overleden Martinus V was gekozen. Hij was beducht voor de aanwezigheid van de Hussieten met hun streven naar radicale hervormingen.

Het concilie gaat door

Maar de meerderheid van de leden van het concilie in Bazel was bereid om de paus te trotseren. In 1424 was het Concilie van Padua/Siena ook al door pauselijk ingrijpen afgebroken. Dat mocht geen tweede keer gebeuren. Bovendien wonnen de Hussieten steeds meer aanhang in het Duitse Rijk. Onderhandelingen waren de enige manier om hen te stoppen.

Het concilie sommeerde daarom de kardinalen die nog in Rome waren en de paus om naar Bazel te komen. Deze eis werd ondersteund door vele Europese vorsten.

In Europa heerste de overtuiging dat kerkelijke hervormingen dringend noodzakelijk waren en dat het Concilie van Bazel daarvoor moest zorgen. Daarom stelden de koningen van Frankrijk en Engeland en vele andere heersers zich achter de eisen van het concilie.

De meeste kardinalen gaven toe aan deze druk en vertrokken naar Bazel, hoewel de paus hen dat verboden had. In september 1432 beschuldigde het concilie de paus en alle leden van de curie die nog in Rome waren van insubordinatie. Het gezag van het concilie was zo groot, dat het grootste deel van de curie daarop Rome verliet en zich aansloot bij het concilie.

Naar Ferrara

Jarenlange onderhandelingen leidden tot niets: Eugenius gaf zich niet gemakkelijk gewonnen. Op den duur wist hij het initiatief zelfs weer naar zich toe te trekken, hoewel zijn positie steeds zwakker leek te worden. In 1434 was er in Rome een volksopstand uitgebroken en had hij moeten uitwijken naar Florence.

Euginius bleef ondertussen hardnekkig weigeren om zich bij het concilie te voegen. Op den duur slaagde hij er zelfs in om verdeeldheid te zaaien onder de deelnemers.

In 1437 verklaarde de Griekse patriarch van Constantinopel zich bereid om te onderhandelen over verzoening met de rooms-katholieke kerk. Dat zou een belangrijke stap zijn in de hereniging van de rooms-katholieke en de orthodoxe kerk. De Grieken stelden voor om dit tijdens een concilie te bespreken. Bazel was voor hen echter te ver weg. Ze kwamen met Eugenius overeen te vergaderen in Ferrara.

Eugenius beval daarop dat het concilie te Bazel beëindigd zou worden en dat het in Ferrara zou worden voortgezet. Veel deelnemers aan het concilie neigden er nu toe de paus te gehoorzamen. Deden ze dat niet, dan was de kans op hereniging met de Grieken verkeken. Bovendien zouden ze een schisma veroorzaken door geen gehoor te geven aan de paus.

De meerderheid besloot naar Ferrara te gaan waar het concilie in 1439 werd heropend, maar een minderheid bleef in Bazel.

De minderheid in Bazel

De overgebleven conciliedeelnemers in Bazel verklaarden in 1439 dat paus Eugenius IV afgezet was en kozen een eigen paus, Felix V. Enkele vorsten erkenden deze paus, onder meer de koningen van Schotland, het Spaanse koninkrijk Aragón en de hertog van Milaan. Maar de koningen van Frankrijk en Engeland erkenden hem niet.

In de loop der jaren verslechterde de relatie van Felix met het concilie: eenmaal ‘paus’ verzette hij zich tegen de pogingen om het gezag van de paus te beperken. Hij trok zich terug in Lausanne en later in Genève.

Onder druk van koning Karel VI van Frankrijk werden in 1446 onderhandelingen geopend om aan het schisma een einde te maken. Het jaar daarop stierf paus Eugenius IV en zijn opvolger, Nicolaas V, was bereid om het Concilie van Bazel tegemoet te komen.

In 1449 werd het Concilie van Bazel gesloten, alle deelnemers erkenden het gezag van Nicolaas en Felix V deed afstand van de pretentie dat hij de echte paus was. De deelnemers aan het concilie werden niet gestraft en kregen hun oude functies terug. Een van de belangrijkste deelnemers, de Franse kardinaal Louis Aleman, zou zelfs in 1527 zalig worden verklaard.

Ferrara en Florence

Op 9 april 1438 werd de zitting van het concilie heropend in Ferrara. Formeel is deze zitting dus een voortzetting van de vergadering in Bazel. In de officiële lijst van oecumenische concilies is dat van Bazel-Ferrara-Florence het achttiende. Het concilie dat in Bazel werd voortgezet is vanaf het moment van de heropening in Ferrara een soort ‘tegen-concilie’.

Dat het concilie een driedubbele naam heeft, komt doordat het in januari 1439 verhuisde naar Florence. De paus had geen geld meer om de kosten van het concilie te betalen en ging daarom graag in op een aanbod van de stad Florence om het concilie daar voort te zetten.

Het Concilie van Florence boekte snel vooruitgang: reeds op 6 juli 1439 was de hereniging van de Grieks-Byzantijnse kerk met de rooms-katholieke kerk een feit. In de jaren daarna volgden nog delen van de Armeense, Koptische, Jacobitische, Syrische, Chaldeeuwse en Maronitische kerken.

De verdere afloop van het concilie is in nevelen gehuld. Het is in 1443 nog naar Rome verplaatst, waardoor de officiële naam nog langer zou moeten zijn. Wanneer het officieel werd beëindigd, is niet bekend, waarschijnlijk in 1445.

Gevolgen

De mislukking van het Concilie van Bazel maakte een einde aan het conciliarisme. Dat werd in 1460 nog eens bevestigd toen paus Pius II de bul ‘Execrabilis’ uitvaardigde die verbood om bij een concilie in beroep te gaan tegen een besluit van de paus. Hiermee was duidelijk dat de paus en niet het concilie het hoogste gezag binnen de kerk vertegenwoordigde.

Het Concilie van Bazel bleek uiteindelijk machteloos en kon niet op voldoende politieke steun rekenen. Er was grote behoefte aan hervormingen binnen de kerk, maar het concilie concentreerde zich te veel op de vraag rond het gezag van de paus.

Dat veel Europese vorsten aanvankelijk het Concilie van Bazel steunen had twee redenen: de hoge belastingen die de Kerk aan hun onderdanen oplegde en het recht van de paus om bisschoppen te benoemen.

Naarmate er meer geld naar Rome ging, werd de mogelijkheden van de vorsten om belasting te heffen voor hun eigen doeleinden uiteraard beperkt. En omdat er geen scheiding was van kerk en staat, was de benoeming van een bisschop ook van politiek belang. De vorsten wilden hierop invloed kunnen uitoefenen.

Het verst hierin ging de koning van Frankrijk. In 1438 had hij de Pragmatieke Sanctie van Bourges afgekondigd waarin hij de uitspraken van het Concilie van Bazel bevestigde: het concilie staat boven de paus. En wat voor hem belangrijker was: de paus mocht zich niet meer in Franse staatsaangelegenheden mengen en de koning kreeg grote invloed op de benoeming van bisschoppen.

Ook na het mislukken van het Concilie van Bazel werden deze maatregelen niet teruggedraaid. Hieruit ontstond het Gallicanisme.

Ook het Concilie van Florence was achteraf gezien geen groot succes. De hereniging met de Grieks-Byzantijnse kerk bestond alleen op papier. De patriarch van Constantinopel had op alle punten toegegeven aan de paus: hij had hem als hoogste autoriteit erkend en had de leer van de rooms-katholieke kerk zonder meer aanvaard. Zijn priesters en de gelovigen gingen hierin niet mee.

Belangrijkste reden voor de toegeeflijkheid van de patriarch was de strijd tegen de moslims. Zij dreigden Constantinopel in te nemen. De patriarch hoopte dat de katholieke vorsten van Europa hem nu zouden gaan steunen in zijn strijd tegen de moslims. Die hoop was vergeefs: in 1453 namen de moslims Constantinopel in.

Overigens bleef de hereniging met de andere oosterse kerken wel bestaan.



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Jan Brouwers.