Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Liuwe Westra
Dossiers » Apostolicum » introductie » Apostolicum

Apostolicum

Eén van de twee bekendste en meest wijdverbreide oudchristelijke geloofsbelijdenissen is het zogenaamde Apostolicum, met name in protestants Nederland ook wel aangeduid als ‘de Twaalf Artikelen’. De andere wordt meestal aangeduid als het Nicenum, hoewel Nicaeno-Constantinopolitanum de correcte benaming is, en is vooral bekend uit de mis en vandaar van ontelbare muzikale zettingen. Het Apostolicum is nauwelijks op muziek gezet en klinkt niet in de mis, maar bij de doop. In protestantse kerken heeft het bovendien een plaats (gezongen of gesproken) bij het doen van openbare geloofsbelijdenis (de protestantse tegenhanger van het vormsel), bij het avondmaal en in uitvaartdiensten. In protestantse kerkgebouwen is het de enige niet-bijbelse tekst die regelmatig op vaak rijk versierde tekstborden te vinden is.

Tekst

Het Apostolicum kent een standaardtekst, in de vakliteratuur aangeduid als T (textus receptus), die per artikel als volgt luidt (vertaling L.H. Westra):

1) Ik geloof in God de Almachtige Vader, Schepper van hemel en van aarde,

2) en in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer,

3) die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria,

4) die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle,

5) op de derde dag wederom opgestaan van de doden,

6) opgevaren ten hemel,

7) zittend aan de rechterhand van God de Almachtige Vader,

8) vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden,

9) ik geloof in de Heilige Geest,

10) ik geloof een heilige algemene kerk, de gemeenschap der heiligen,

11) vergeving der zonden,

12) wederopstanding van het vlees en een eeuwig leven.

Deze standaardtekst dateert van ongeveer 800, en is het resultaat van het streven van Karel de Grote naar liturgische eenheid in zijn rijk; na hem heeft alleen Luther aan het tiende artikel het woord ‘christelijk’ toegevoegd – dit ter onderscheiding met de kerk van de Paus. De meeste protestantse kerken hebben deze toevoeging overgenomen dan wel gehandhaafd.

Geschiedenis

Voordat Karel de Grote echter de aartsbisschoppen in zijn rijk aanspoorde voortaan de eenheidstekst te (laten) gebruiken, was de situatie heel anders. Van omstreeks 350 tot 800 vinden we in de Latijnse bronnen zeker 50 verschillende varianten van deze belijdenis. (In de Griekstalige helft van de kerk is het Apostolicum hoogstwaarschijnlijk nooit gebruikt.) Dat er toch sprake is van één geloofsbelijdenis en niet van meer, blijkt vooral uit twee omstandigheden. Ten eerste duiden alle bronnen, voorzover zij de belijdenis een naam geven, deze aan met de term symbolum of symbolum apostolorum. Andere belijdenissen worden in de begintijd van het ontstaan van de geloofsbelijdenissen nooit met de term symbolum aangeduid, en ook later nooit met de kale termzonder een toevoeging als Nicaenum of Athanasii. Ten tweede zijn verschillende auteurs zich bewust van de verscheidenheid, benoemen deze soms ook, en geven daarbij aan dat het om varianten gaat die de hoofdzaak niet aantasten, zodat er altijd maar sprake is van één symbolum of Apostolische Geloofsbelijdenis.

Deze varianten zijn in twee soorten te onderscheiden. Om te beginnen zijn er natuurlijk kleine verschillen in formulering, zoals woordkeus, woordvolgorde en constructie. Zo zijn er bronnen die in het tweede artikel ‘eniggeboren’ (unigenitus) lezen in plaats van ‘enig’ (unicus), of in het negende sanctum spiritum in plaats van spiritum sanctum. Er zijn tientallen van dit soort variaties te geven. In de tweede plaats zijn er varianten die wel inhoudelijk verschil lijken te maken. Zo zijn er versies van het Apostolicum met een uiterst kort tweede artikel (‘en in Jezus Christus zijn Zoon’) en zonder elfde, en ook het benoemen van de Vader als Schepper in het eerste artikel, het onderscheid tussen ‘ontvangen’ en ‘geboren’ in het derde, de nederdaling ter helle in het vierde, de betiteling van de kerk als ‘algemeen’ en het eeuwig leven aan het eind van de belijdenis ontbreken in meerdere varianten. In het algemeen gaat daarbij de regel op, dat de Apostolische Geloofsbelijdenis de neiging heeft te groeien in de loop van de geschiedenis, zodat de kortste versies vaak te vinden zijn bij de oudste getuigen. Bovendien is er een tendens tot regionalisering aan te wijzen: bepaalde gebieden hebben een voorkeur voor bepaalde zinswendingen of toevoegingen. Zo vindt men het onderscheid tussen ‘ontvangen’ en ‘geboren’ bijna uitsluitend in Gallië, heeft men in Spanje een voorkeur voor de toevoeging ‘uit de baarmoeder van’ in het derde artikel, en verplaatst men in Africa het hele tiende artikel naar het slot van het Apostolicum: ‘... en een eeuwig leven door de heilige kerk.’

Het lijdt geen twijfel, dat alle varianten die in de bronnen zijn te vinden uiteindelijk afstammen van één oerversie die is ontstaan of tenminste in gebruik genomen te Rome, vanwaar de tekst zich over de Latijnse helft van de Oude Kerk heeft verspreid. Tijdens dit proces van verspreiding, dat veelal mondeling zal zijn gegaan, ontstonden onbewuste afwijkingen, en waar het Apostolicum langere tijd in gebruik was, kon men het ontbreken van bepaalde zinsneden als een gebrek gaan ervaren en aldus de belijdenis aanvullen.

Als gemeenschappelijke voorvader van alle varianten wordt vaak een variant genomen die uit enkele vroege bronnen wordt gereconstrueerd, en wordt aangeduid als R (Romanum):

1) Ik geloof in God de Almachtige Vader,

2) en in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer,

3) geboren uit de Heilige Geest en de maagd Maria,

4) die onder Pontius Pilatus is gekruisigd en begraven,

5) op de derde dag wederom opgestaan van de doden,

6) opgevaren ten hemel,

7) zittend aan de rechterhand van God,

8) vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden,

9) en in de Heilige Geest,

10) de heilige kerk,

11) vergeving der zonden,

12) wederopstanding van het vlees.

Vragen rondom de oorsprong

Vanaf dit punt wordt de ontstaansgeschiedenis van het Apostolicum lastiger te volgen. De vorm R is zo goed als zeker van voor het midden van de vierde eeuw, omdat Marcellus van Ancyra in 341 de tekst (weliswaar in het Grieks) goeddeels citeert in een brief aan Julius van Rome, en de Latijnse versie wordt ondersteund door het getuigenis van Rufinus van Aquileia, die in 404 de vorm van Aquileia vergelijkt met de vorm in Rome, waarvan hij zegt dat dat de oorspronkelijke is. Dit heeft vele geleerden geleid tot de aanname, dat het Apostolicum een oorspronkelijk Romeinse tekst moet zijn, vanouds geschreven in het Grieks toen dat nog een levende liturgische taal was in de Romeinse gemeente, en zeer snel of simultaan in het Latijn vertaald, en in die vorm verspreid over de westerse kerk. Deze hypothese wordt ondersteund door het feit, dat enkele oude manuscripten, waarschijnlijk bij wijze van bladvulling, de Griekse dan wel de Latijnse versie van R bevatten.

Aan het eind van de twintigste eeuw werd er echter een alternatieve theorie gelanceerd, volgens welke Marcellus van Ancyra de directe auteur of compilator van R zou zijn, en zou het aan Marcellus’ aanzien in het westen te danken zijn dat de tekst daar zo snel en zo breed is geaccepteerd. Het Apostolicum zou dan één van de vele geloofsbelijdenissen zijn die in het midden van de vierde eeuw werden opgesteld in de strijd om een orthodoxe samenvatting van de hoofdzaken van het geloof, met name triniteit en incarnatie, te vinden. Een variant van deze theorie is, dat de synode te Rome, die de orthodoxie van Marcellus van Ancyra moest beoordelen, het Apostolicum als ‘geldende orthodoxe belijdenis’ heeft opgesteld.

Beide theorieën hebben hun zwakke punten, en kunnen niet alle gegevens zoals de bronnen die aandragen verklaren.

Gebruik

In recente studies is daarom aandacht gevraagd voor het feit, dat het Apostolicum in de Oude Kerk, waar het wordt gebruikt, vrijwel altijd in de context voorkomt van de doop. Vele teksten die het Apostolicum citeren benoemen het als de belijdenis waarmee men is gedoopt, en de meeste van onze bronnen voor het Apostolicum hebben te maken met twee oudkerkelijke riten die direct aan de doop voorafgaan: de traditio symboli en de redditio symboli.

Deze riten stammen uit de tijd dat de volwassenendoop nog de gebruikelijke procedure was, voorafgegaan door een periode waarin men was ingeschreven als doopleerling of catechumeen. Catechumenen die zich op zeker moment wilden laten dopen, werden doopkandidaat genoemd of competentes. Enkele weken voor hun doop, die meestal in de paasnacht plaatsvond, werd voor hen op plechtige wijze door de bisschop of een presbyter het Apostolicum één of meerdere keren gereciteerd. Een aantal preken die bij deze gelegenheid werden gehouden en die het Apostolicum uitlegden, zijn bewaard gebleven. Ook in enkele liturgische bronnen wordt deze traditio symboli, met een voluit geschreven versie van het Apostolicum, beschreven.

Vervolgens dienden de doopkandidaten het Apostolicum, dat zij voordien dus nog nooit hadden gehoord, uit het hoofd te leren. Eén week later volgde de redditio symboli: nu was het hun beurt om het Apostolicum te reciteren, ten overstaan van bisschop en clerus en soms zelfs het hele kerkvolk. Ook hierbij werd gepreekt, en ook dit ritueel is goed betuigd in de bronnen.

Ten slotte, meestal weer één week later, werden de doopkandidaten daadwerkelijk gedoopt. Hierbij was het mogelijk, dat het Apostolicum voor de derde keer klonk, maar dan in vragende vorm. Terwijl de dopeling in het doopbekken stond, werd er door de priester gevraagd: ‘Geloof jij in God de Almachtige Vader? Geloof jij in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer, geboren uit de Heilige Geest en de maagd Maria, etc.’ Ook kortere doopvragen waren overigens mogelijk.

Het bijzondere is, dat de doopkandidaten op zeker moment dus een geloofsbelijdenis te horen kregen, waarvan zij de exacte woorden nog niet kenden, maar waarvan hun de inhoud door het catechetisch onderwijs beslist eigen geweest moet zijn. In één van zijn preken bij de traditio symboli benadrukt Augustinus dit ook met zoveel woorden: Jullie horen geen nieuwe dingen, jullie horen de woorden die je toegang verschaffen tot het doopwater. Het Apostolicum heeft dus allereerst een ritueel-liturgische functie gehad (markering van het moment van toetreding tot de geloofsgemeenschap, manier om uit te spreken dat men die toetreding verlangde), en waarschijnlijk nooit een catechetische of dogmatische. Dit komt overeen met het feit, dat, anders dan in de geloofsbelijdenissen van Nicea en Nicea-Constantinopel, de verschillende vierde-eeuwse theologische strijdpunten geen enkel spoor in de tekst van het Apostolicum hebben achtergelaten.

Deze interpretatie wordt versterkt door het feit dat de derde-eeuwse auteur Cyprianus in één van zijn brieven fragmenten van de blijkbaar in Africa gebruikelijke doopvragen citeert, en deze aanduidt met de term symbolum. De geciteerde fragmenten zijn te kort om al te vergaande conclusies te trekken, maar komen wel overeen met de vorm van het Apostolicum zoals we dat later in Afrikaanse bronnen tegenkomen. Juist het feit dat symbolum later de algemene aanduiding voor het Apostolicum is, en niet voor geloofsbelijdenissen of belijdenisachtige teksten in het algemeen, lijkt erop te wijzen dat we hier een vroeg getuigenis hebben voor een rite, waarbij men op één of andere manier het Apostolicum diende te reciteren of te beamen om gedoopt te kunnen worden. De pagane betekenis ‘wachtwoord’ voor het Latijnse symbolum (die overigens voorkomt naast vele andere betekenissen) lijkt deze mogelijkheid te ondersteunen.

De uiteindelijke oorsprong van het Apostolicum zal wel altijd onzeker blijven. De precieze verhouding tussen het symbolum apostolorum en de andere oudkerkelijke geloofsbelijdenissen is nog altijd niet vastgesteld. Dat er zowel bij het Apostolicum als bij de andere geloofsbelijdenissen gebruik is gemaakt van traditioneel materiaal maakt de zaak nog ondoorzichtiger. Ook over de exacte tekst die ten grondslag ligt aan alle overgeleverde vormen, lijkt het laatste woord nog niet te zijn gezegd. Het opvallende is, dat men ook in de Oude Kerk vrij snel het zicht op het ontstaan van het Apostolicum heeft verloren. Vanaf het begin van de vijfde eeuw beginnen auteurs verschillende mogelijkheden aan te dragen, waarvan uiteindelijk één van de onwaarschijnlijkste, namelijk dat de twaalf apostelen kort na het eerste christelijke pinksterfeest in hun laatste gezamenlijke bijeenkomst één voor één een artikel uitspraken en aldus het Apostolicum samenstelden, in de Middeleeuwen een vast bestanddeel van het catechetisch onderwijs is geworden. Nog altijd kan men schilderingen of beelden van heiligen tegenkomen, die een banderol vasthouden met daarop ‘hun’ artikel. Overigens hebben dezelfde apostelen niet altijd hetzelfde artikel – een onderwerp waarnaar nog nauwelijks onderzoek is gedaan.

(door Liuwe H. Westra)



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Liuwe H. Westra.