Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Luce Beheer
Dossiers » Biecht, sacrament van de » introductie » Introductie Sacrament van Verzoening (biecht)

Introductie Sacrament van Verzoening (biecht)

Het boetesacrament is misschien wel een van de sacramenten die in onze moderne tijd het meest onder druk staat. Volgens velen is de biecht dan ook ‘afgeschaft’, wat overigens niet het geval is. Aan de biecht kleven een hoop negatieve connotaties die te maken hebben met ‘zonden verzinnen’ (formalisme), overijverige en nieuwsgierige biechtvaders en de idee van de individualistische mens die zijn zondigheid direct met God overlegt en daarbij geen ‘tussenpersoon’ nodig heeft. Ook binnen de reformatorische kerken is er traditioneel veel verzet tegen dit sacrament. De rooms-katholieke kerk houdt echter vast aan de biecht als een van de zeven sacramenten.

Geschiedenis

Oorspronkelijk werd natuurlijk de doop (als christelijke initiatie, gecombineerd met wat we nu als aparte sacramenten van vormsel en eucharistie noemen) beschouwd als het zondevergevingsmoment bij uitstek. Vandaar dat men het doopsel ook wel probeerde uit te stellen tot zo dicht mogelijk bij de eigen dood. Al spoedig bleek dat ook gedoopte christenen niet immuun waren tegen de zonde. Zo zijn er nogal wat verhalen over christenen die onder druk van de Romeinse vervolgingen hun nieuwe geloof afzwoeren door aan de goden te offeren. Voor deze (en ook andere) categorie ontstond een soort ‘noodsacrament’, zodat opnieuw de zonden konden worden vergeven. Meestal had dit ritueel een collectief karakter, zoals we die nu nog kennen in de vorm van boetevieringen. De privébiecht, zoals we die eigenlijk nog steeds als karakteristiek kennen, is oorspronkelijk ontstaan in het Ierse christendom. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft beide vormen van het sacrament van boete en verzoening, zoals het nu meestal wordt aangeduid, opgenomen.

Zonde in de Bijbel

De zonde heeft al vrij direct aan het begin van de Bijbel een belangrijke rol in het verhaal. In Genesis 3 wordt de eerste (of oer-)zonde begaan: Adam en Eva eten tegen Gods uitdrukkelijk verbod in van de verboden boom van Kennis van Goed en Kwaad. En het aardse tranendal waarin wij tot op de dag van vandaag leven, komt voort uit deze eerste zonde. Direct na de zonde tegen God (Gen. 3) volgt de eerste zonde van mens tegen mens: Kaïn slaat zijn broer Abel dood (Gen. 4). De zonde tegen God en tegen de medemens horen als een eenheid bij elkaar.

Het Hebreeuws kent geen sacraal woord voor ‘zondigen’, maar wel een breed scala aan woorden die hiermee te maken hebben, zoals chata (‘missen’, 1 Sam. 15,24; Ps. 51,4), awan (‘handelen tegen de bestaande orde’, 1 Sam. 28,10; Ps. 51,5) en pasja (‘allerlei delicten tegen mensen’, Ps. 25,7; Am. 1,3). Je zou kunnen zeggen dat deze drie woorden respectievelijk horen bij het algemene, het juridische en het sociale domein.

In het oudtestamentische spreken wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen ‘zonde’ (tegen God en mensen) en ‘onreinheid’ (in strikt cultische zin). Als een object, dier of mens onrein is, betekent dat hij (of het) niet kan participeren in de cultus van de Tempel in Jeruzalem. Dat wil niet zeggen dat het om moreel kwaad gaat. Wie een stoffelijk overschot aanraakt, is cultisch onrein, maar op geen enkele manier zondig; de doden dienen immers begraven te worden.

De Jonge Kerk zoals we die uit het Nieuwe Testament kennen, kende eigenlijk maar drie doodzonden. Pas veel later kwamen de beroemde (of beruchte) zondecatalogi uit de christelijke traditie, die zo tot de verbeelding zijn gaan spreken: kleine, dagelijkse, hoofd- en doodzonden. De Jonge Kerk kende alleen: afgoderij, overspel en moord. In alle drie de gevallen gaat het om het verbreken van een relatie, respectievelijk met God, je partner en je broeder/zuster.

Zondevergeving in de Bijbel

Het Hebreeuws kent een breed scala aan ‘vergevingswoorden’, zoals ‘vergeven’ (1 Kon. 8,34; Ps. 25,7), ‘opheffen’ (Gen. 18,24; Jes. 53,12) en ‘bedekken’ (Lev. 16.10). Bij zondevergeving hoort uitdrukkelijk ook het herstellen van aangerichte schade, het doen van (openlijke) boete en het ondergaan van de bijbehorende consequenties (straf).

In het Nieuwe Testament wordt het vergeven van zonde door God duidelijk gekoppeld aan het vergeven door de mens. Als mensen elkaar de hun aangedane zonden niet vergeven, dan kan God dat ook niet. Denk aan de frase ‘vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan andere (mensen) hun schuld vergeven’ uit het Onzevader (Mt. 6,8b-13). Of het gebod van Jezus dat je eerst de ruzie met je broeder moet oplossen voor je aan God kunt offeren (Mt. 5, 23-24). Maar ook aan het gebod om ‘zevenmaal zeventig keer’ te vergeven (Mt. 18,22).

Theologische consequenties

Door de zondevergeving in de christelijke initiatie heeft elke gedoopte christen in Jezus Christus vrije toegang tot God. Wanneer een christen na zijn doopsel, zondigt en God oprecht om vergeving vraagt in Jezus Christus en zijn fout herstelt, ontvangt hij van God vergeving. Maar een christen heeft niet een individuele vrije toegang tot God. In Jezus Christus maakt hij onderdeel uit van de geloofsgemeenschap. Om het herstel van de geschonden relaties binnen deze gemeenschap zichtbaar te maken, wordt het sacrament van de vergeving gevierd. Tegen die achtergrond heeft een collectieve viering een theologische meerwaarde ten opzichte van een individuele ritehandeling.

De kern van het christendom is de opstanding en de viering daarvan in de geloofsgemeenschap. Dat heeft consequenties voor de liturgie: niet de zondigheid van de mens moet benadrukt worden, maar de goddelijke vergeving. De Kyrie-litanie (vast bestanddeel van elke eucharistieviering) volgt direct op de schuldbelijdenis (ook vast), maar gaat uit van de veronderstelling dat God zich zal ontfermen. Het drukt vertrouwen uit, geen angst om eeuwige verdoemenis.

De praktijk van de biecht in deze tijd

Zoals iedereen weet, heeft dit sacrament flink ingeboet aan populariteit en kampt met een groot imagoprobleem. Het beeld van een morsige oude priester die in een muf biechthokje zonden zit aan te horen om die met enkele onzevadertjes aan penitentie te vergeven. Vele verkeren ook in de mening dat het sacrament zou zijn afgeschaft. Dat is niet het geval, maar het heeft een grote transformatie doorgemaakt.

Volgens het canoniek recht (canon 989) dient ‘iedere gelovige, wanneer hij tot de jaren van het verstand is gekomen, verplicht minstens eenmaal per jaar zijn zware zonden eerlijk te belijden’. Die formulering is niet zonder problemen: wat zijn ‘de jaren van het verstand’? wat zijn ‘zware zonden’? en waarom staat er ‘eerlijk’ bij?

De biecht is een existentieel gebeuren en kan dus niet iedere week of iedere maand plaatsvinden. Het is geen controlemiddel om de gelovigen in de pas te laten lopen. Zondecatalogi of ‘boekhouden’ is uit den boze. Vaak krijgt de biecht in onze tijd de vorm van een intens gesprek tussen priester en zijn medegelovige in Christus, waarin de balans van een heel leven of een groot deel daarvan wordt opgemaakt. De priester sluit dan af met de oude woorden, die zo een hele nieuwe lading krijgen: ‘Het leed dat je zult dragen en het goede dat je hebt volbracht, het zij je tot vergiffenis van zonden en tot eeuwig leven’. Bij voorkeur past een dergelijke dieptegesprek en zondevergeving in de voorbereidingstijd op Pasen.


Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan "Archibald van Wieringen, Herwi Rikhof".