Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Alke Haarsma
Dossiers » Duivel » introductie » De duivel

De duivel

Als er één persoon uit de hele geschiedenis van het christendom is die tot de verbeelding spreekt, dan is het de duivel wel. Als hoogmoedige Morgenster uit de hemel gevallen, komt hij al millennialang in opstand tegen de almachtige God. Satan is de intrigerende tegenstander, de fascinerende tester en aanklager van mensen. Hem zijn talloze namen en gedaanten toegedicht. Het is niet vreemd dat de duivel vaak in allerlei kunstvormen opduikt. Onder andere als mythische figuur in de muziek van Bob Dylan en in de wereldliteratuur: Faust, Paradise Lost en La Divina Commedia. In dit dossier gaan we enerzijds op zoek naar de plek van de duivel binnen het katholicisme, maar daarnaast is vooral gekozen voor een cultuurhistorische, beschouwende benadering waarbinnen het christendom een grote rol speelt als aanjager van de beeldvorming rondom de duivel.

De duivel in de Bijbel

De duivel wordt talloze malen genoemd door de Bijbel heen, zowel in het Oude als het Nieuwe Testament. Er is echter niet op één plek een alomvattende definitie gegeven van de duivel. Wie dus een goed beeld wil krijgen van de duivel, zal verschillende Bijbelteksten van Genesis tot Openbaring met elkaar moeten combineren en deze plaatsen in het licht van de theologische traditie.

Het Vierde Lateraans Concilie (1215) stelde dat God in den beginne twee schepselen maakte, het spirituele en het lichamelijke, het engelachtige en het aardse, en tenslotte de mens, die tegelijkertijd geest en lichaam was. Het concilie vervolgt hierop:

“Diabolus enim et alii dæmones a Deo quidem naturâ creati sunt boni, sed ipsi per se facti sunt mali.” (“De duivel en de andere demonen zijn door God gemaakt, van nature goed, maar slecht door zichzelf.”)

God maakte de duivel en de andere demonen als spirituele en engelachtige wezens. Hij maakte hen goed, maar door hun eigen daden werden ze slecht. Door hun val werden ze duivels van aard. Dit gebeurde vóór de zondeval van Adam en Eva, die immers veroorzaakt werd door de misleidende, sluwe slang in de hof van Eden (Genesis 3). Het is dan ook opmerkelijk dat het verhaal over de val van de engelen pas gevonden wordt in het laatste boek van de Bijbel. In Openbaring staat geschreven:

“Toen brak er een oorlog uit in de hemel. Michaël en zijn engelen bonden de strijd aan met de draak. De draak en zijn engelen boden tegenstand maar werden verslagen; sindsdien is er voor hen in de hemel geen plaats meer. De grote draak werd op de aarde gegooid. Hij is de slang van weleer, die duivel of Satan wordt genoemd en die de hele wereld misleidt. Samen met zijn engelen werd hij op de aarde gegooid.” (Openbaring 12:9)

In Job 4:18 is een korte referentie te vinden van de val: “(...) ook bij zijn engelen bespeurt hij [God] nog gebreken.” Uitgebreider wordt over de val gesproken in twee klassieke teksten in de profeten:

“O morgenster, zoon van de dageraad,
hoe diep ben je uit de hemel gevallen.
Overwinnaar van alle volken,
hoe smadelijk lig je daar geveld.
Je zei bij jezelf: ik stijg op naar de hemel,
boven Gods sterren plaats ik mijn troon.
Ik zetel op de toppen van de Safon,
de berg waar de goden bijeenkomen.
Ik stijg op tot boven de wolken,
ik evenaar de Allerhoogste.
Nee! Je daalt af in het dodenrijk,
in de allerdiepste put.” (Jesaja 14: 12-15)

De profeet Jesaja spreekt deze woorden tegen de koning van Babylon, maar erin verborgen ligt een diepere laag die refereert aan de val van Satan, de rebellerende aartsengel. De tekst hieraan parallel is Ezechiëls klaagzang over de Koning van Tyrus:

“Eens was jij een toonbeeld van perfectie, vervuld van wijsheid en volmaakt van schoonheid. Je leefde in Eden, in de tuin van God, en je was bekleed met een keur van edelstenen: met robijn, topaas en aquamarijn, met turkoois, onyx en jaspis, met saffier, granaat en smaragd, gevat in gouden zettingen. Op de dag dat je geschapen werd lagen ze klaar. Je was een cherub, je vleugels beschermend uitgespreid, je was door mij neergezet op de heilige berg van God, waar je wandelde tussen vurige stenen. Je was onberispelijk in alles wat je deed, vanaf de dag dat je was geschapen tot het moment dat het kwaad vat op je kreeg. Door al het handeldrijven raakte je verstrikt in onrecht en geweld, en je zondigde; daarom, beschermende cherub, verbande ik je van de berg van God en verdreef ik je van je plaats tussen de vurige stenen. Je schoonheid had je hoogmoedig gemaakt, je had je wijsheid en luister verkwanseld. Daarom heb ik je op de aarde neergeworpen (…).” (Ezechiël 28: 12-17)

Waaraan hebben de gevallen engelen zich bezondigd, dat ze uit de hemel werden verbannen? Engelen zijn niet gevoelig voor lichamelijke verlokkingen en gaan niet ten onder aan de zwakheid van het vlees. De zonde die Lucifer en zijn volgelingen begingen tegen God, was hoogmoed. Het verlangen om onafhankelijk te zijn van God en gelijk te zijn aan hem. Vóór zijn val zou Lucifer een hoge positie in de hiërarchie van de hemel hebben bekleed. Hij stond dichtbij God. Uit de geschiedenis blijkt dat degene die het dichtst bij de troon staat, het meest vatbaar is voor gevoelens van ambitie. Lucifer, de morgenster en zoon van de dageraad, wilde hoger stijgen dan God en viel in de allerdiepste put.

In zijn val nam hij de engelen mee die hem hadden gevolgd in zijn opstand tegen God. De duivel heeft blijvende macht over deze engelen. Dat blijkt uit deze Bijbelteksten: “de duivel en zijn engelen” (Matteüs 25:41), “heerser over de machten in de lucht” (Efeze 2:2) en “de draak en zijn engelen” (Openbaring 12:7).

Niet alleen zijn engelen, maar ook de wereld valt binnen de invloedssfeer van de duivel. Jezus typeert de duivel als “de heerser van deze wereld” (Johannes 14:30). En Paulus spreekt hierover in de brief aan de gemeente in Efeze: “(...) de god van deze wereld, de heerser over de machten in de lucht, de geest die nu werkzaam is in hen die God ongehoorzaam zijn” (Efeze 2:2). In het eerdergenoemde gedeelte van Openbaring staat dit bevestigd: “Hij is de slang van weleer, die duivel of Satan wordt genoemd en die de hele wereld misleidt.” Na zijn val trok hij Adam en Eva met zich mee, en sindsdien is hij niet gestopt met het verleiden en misleiden van hun kinderen.

Bronnen:

Exorcisme

Het exorcisme is een ritueel binnen de Katholieke Kerk dat door een bevoegde priester wordt uitgevoerd. Het ritueel is bedoeld om mensen of dingen te ontdoen van demonen. De Kerk gelooft dat Satan zoveel invloed op een persoon kan uitoefenen, dat hij bezeten wordt van een duivelse macht. Het uitvoeren van een exorcismeritueel houdt in dat enkele gebeden worden uitgesproken en bepaalde handelingen worden verricht. De oorsprong van exorcisme ligt bij Jezus, hij verdreef demonen en boze geesten. Hij gaf zijn discipelen de macht om dit ook te doen, toen hij hen uitzond: “Hij riep de twaalf bij zich en gaf hun macht en gezag over alle demonen, en de kracht om ziekten te genezen.” (Lucas 9:1)

De officiële definitie van exorcisme volgens de Katechismus van de Katholieke Kerk:
“'Men spreekt van exorcisme, wanneer de Kerk in naam van Jezus Christus vraagt dat een persoon of een voorwerp beschermd mag worden tegen de greep van de Satan en aan zijn macht onttrokken zal zijn. Het exorcisme gaat terug op Jezus zelf die het heeft toegepast. Ook de macht en de taak van de Kerk om het exorcisme toe te passen zijn gebaseerd op de woorden van Jezus zelf.” (nr. 1673)

Het exorcisme maakt geen deel uit van de zeven Sacramenten. Het behoort echter tot de sacramentalia, zegeningen die voorbereiden op het ontvangen van sacramenten of die heiliging brengen in de situatie waar een persoon zich in bevindt.

In de Katholieke Kerk bestaat het onderscheid tussen het doopexorcisme en het 'groot exorcisme'. De doopkandidaten (catechumenen) zijn tot aan hun Doopsel nog niet van de Erfzonde verlost, en zijn ze dus bijzonder vatbaar voor de demonische machten. Tegenwoordig wordt voor de dopelingen gebeden om bescherming tegen het kwaad. Bij de Kinderdoop wordt gebeden:

“Heer onze God:
Gij hebt uw Zoon naar de wereld gezonden
om de macht van de Boze te breken
en de kwade geest uit ons te drijven,
om de mens aan de duisternis te ontrekken
en over te brengen
naar het wonderlijke rijk van licht;
wij bidden U:
bevrijd deze kinderen
van de smet van de eerste zonde,
en maak hen tot woning van uw heerlijkheid,
tot tempel van de heilige Geest.
Door Christus onze Heer.”

Namen van de duivel

Satan

De naam Satan betekent aanklager, tegenstander, tester. In het Bijbelboek Job is Satan aangesteld als tester in dienst van God. Hij krijgt toestemming van God om Job op de proef te stellen. Satan is in dit kader niet zozeer een eigennaam, maar meer de benaming van een ambt: aanklager.

Lucifer

Het woord Lucifer is Latijn voor 'morgenster'. De naam Lucifer behoort oorspronkelijk toe aan de planeet Venus, vanwege diens helderheid. De Vulgaat (Bijbelvertaling in het Latijn, tot stand gekomen tussen 390 en 405 na Christus) gebruikt het woord voor het licht van de morgen (Job 11:17) en in de vraag van God aan Job: “Kun jij de dierenriem op tijd laten schijnen en de Grote Beer met haar jongen de weg wijzen?” (Job 38:32) Als metafoor wordt de benaming toegepast op de koning van Babylon (Jesaja 14:12), op de hogepriester Simeon (De wijsheid van Jezus Sirach 50:6), op de beloning die degene krijgt als hij Jezus navolgt en overwint, en tenslotte op Jezus Christus zelf, het ware licht van ons leven (2 Petrus 1:19, Openbaring 22:16).

Promovendus Ruben van Luijk over de duivel en het satanisme in de negentiende eeuw

Oorsprong van de duivel

In het Zoroastrianisme – gesticht door Zoroaster die omstreeks 1000-600 voor Christus geleefd zou hebben, en dat daarna nog lange tijd heeft bestaan, wellicht zelfs tot op de dag van vandaag – is het voor het eerst in de geschiedenis dat we een figuur tegenkomen die ondubbelzinnig het kwaad vertegenwoordigt. Het Zoroastrianisme, vernoemd naar de profeet Zoroaster (ook wel bekend als Zarathustra), is een dualistische religie. Goed en kwaad is compleet gescheiden en in gevecht met elkaar. De schepper Ahura Mazda is goed, Ahriman is duister en kwaad. Ahura Mazda beschermt en vernieuwt de schepping, het doel van Ahriman is juist om deze te vernietigen.

Maar pas aan de wieg van het christendom, in de intertestamentaire periode van het Jodendom en de Islam 600-800 jaar later, wordt de benaming 'Satan' voor het eerst gebruikt. Het is een Hebreeuws woord dat tegenstander of aanklager betekent. De naam komt een paar keer voor in het Oude Testament en wordt zowel voor mensen als andere wezens gebruikt. Satan staat (nog) niet per definitie gelijk aan het kwaad. In het Bijbelboek Job is Satan meer een tester, als zodanig aangesteld door God. Langzamerhand groeit de Satan uit van een anoniem en vaag figuur tot een eenduidige persoonlijkheid, en uiteindelijk tot de aartsengel en heer van het kwaad.

De heersende christelijke interpretatie is dat alle demonische figuren in de bijbel voor of onderhorig zijn aan de duivel. Satan is binnen het christendom vrijwel synoniem aan al het kwaad geworden. Binnen dit kader ontstond de praktijk van het exorcisme, die door de alomtegenwoordigheid van de duivel noodzakelijkerwijs in het leven werd geroepen.

Satans imagoverandering

In de negentiende eeuw vond in bepaalde delen van de Westerse samenleving een imagoverandering van Satan plaats. Van een negatief imago, kreeg de duivel een positieve uitstraling. Dit heeft te maken met de Franse Revolutie (1789). God werd gezien als een dictator, een autocratisch monarch. De revolutie, het in opstand komen tegen de gevestigde orde werd iets positiefs. De duivel werd een held voor de revolutionairen, een dappere voorvechter.

De kerk van Satan

Anton Szandor LaVey, eigenlijke naam Howard Stanton Levy (1930-1997), was de satanist die de Church of Satan oprichtte. Op 30 april 1966 (Walpurgisnacht) stichtte hij de Church of Satan, de eerste publieke satanische organisatie ter wereld. Deze gebeurtenis markeert het begin van het moderne satanisme.

Satanisten zien zichzelf als navolgers van Satan, de enige godheid die, naar hun zeggen, begrijpt wat mensen doormaken: “Satan, by one name or another, haunted mankind, tempting him with sweet delights and enlightening him with blinding secrets intended only for gods. He was one who could be petitioned for powers of retribution and who gave deserved rewards. Instead of creating sins to insure guilty compliance, Satan encouraged indulgence. He was the single deity who could really understand us.”

Satanisten zijn voorstanders van de vooruitgang en het streven naar meer kennis, dat is de kern van het occultisme: “We are explorers on the untrodden paths of science, human motivation and mystery – all that is most truly occult.” Volgens hen wordt ontwikkeling tegengehouden door spirituale mensen en theïsten.

Een satanist wil steeds meer op het grote voorbeeld, Satan, gaan lijken. De eigenschappen van Satan zijn deze: “the imagination to confound and confuse, the wisdom to recognize the unseen in our society, the pragmatism of a skeptic, and the passions of a classical Romantic soul.”

Bron geciteerde teksten: Church of Satan





Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Ruben van Luijk.