‘God bestaat niet’ is noodzakelijk onkenbaar
Dus: ‘God bestaat niet’ is noodzakelijk onwaar.
Derhalve God bestaat dus noodzakelijk.
Rutten gaat ervan uit dat het kennen van een propositie (gedachte) het kennen van de waarheidswaarde (of hij waar on onwaar is) van die propositie is. Hij stelt dat een gedachte waarvan je niet kunt weten of hij waar of onwaar (onkenbaar) is, niet waar kán zijn. Het vocabulaire van noodzakelijkheid en mogelijke werelden hoort bij de modale logica: de logica van een predicaat als 'kunnen' dat door logici als Kripke op een bepaalde manier wordt geïnterpreteerd.
Nu gaat hij verder met het idee dat we niet kunnen weten of God bestaat of niet. Dat is in zijn denken hetzelfde als zeggen dat de propositie God bestaat niet onkenbaar is. Immers als we niet kunnen weten of God bestaat of niet, dan kennen we de waarheidswaarde van de propositie 'God bestaat' niet (en die van de negatie ervan evenmin). Aangezien je de waarheidswaarde van een propositie moet kunnen kennen wil hij kenbaar zijn is 'God bestaat niet' onkenbaar.
Als we niet kunnen weten of God bestaat of niet, dan is premisse 1 van toepassing en is de propositie 'God bestaat niet' noodzakelijk onwaar.
Maar de negatie van een onware propositie is waar. De negatie van God bestaat niet is het is niet zo dat God niet bestaat. met andere woorden, God bestaat wel. Omdat deze propositie volgens Rutten in alle mogelijke werelden waar is, is hij bovendien noodzakelijk waar.