Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Karin Leeuwenhoek
Dossiers » Jezuïeten » introductie » Jezuïeten

Jezuïeten

Door Jos Moons s.j. 
 
De orde van de jezuïeten is door Ignatius van Loyola en enkele anderen gesticht. Het belangrijkste doel van de orde is om 'zielen te helpen'. Vooral door vorming. Jezuïeten zijn al vanaf het begin (16e eeuw) actief in geestelijke begeleiding. Later kwamen daar ook scholen en universiteiten bij. Sinds de jaren ’70 is men ook nadrukkelijk bezig met ‘social justice’. Verder werken jezuïeten in parochies, cultuur, wetenschappen, enzovoorts.
 
De nadruk op 'zielen helpen' maakt de jezuïeten een apart soort religieuzen. Jezuïeten zijn geen monniken. Anders dan de klassieke monniken (zoals de benedictijnen) wonen jezuïeten bij voorkeur in de stad. Ook dragen de jezuïeten geen habijt, en bovendien bidden de jezuïeten niet gezamenlijk het getijdengebed. Dat alles, idealiter, ten gunste van beschikbaarheid voor pastoraal werk.
 
De zondagse naam voor de orde van de jezuïeten is ‘sociëteit van Jezus’, of ‘gezelschap van Jezus’. In het Latijn is dat ‘societas Jesu’. In de afgekorte vorm zetten jezuïeten dat achter hun naam: SJ of s.j. 

Geschiedenis

De orde kent een bewogen geschiedenis. Na de pauselijke goedkeuring in 1540 is er eerst een stormachtige groei. In 1565 zijn er al 3.500 jezuïeten, en in 1626 meer dan 15.000. Al snel zijn de jezuïeten in alle werelddelen aanwezig. Zoals historicus en jezuïet Mark Lindeijer schrijft op www.jezuieten.org: 'Overal hebben ze gewerkt, de jezuïeten, en alles hebben ze gedaan. Schotland, Ierland, India, Japan, Brazilië, Ethiopië en China werden al bereikt tijdens het leven van de stichter, Ignatius van Loyola. En waar ze ook kwamen, ze brachten het terrein in kaart, bestudeerden de taal, verdiepten zich in godsdienst en cultuur. Wie God wil dienen in een vreemd land, moet kijken waar Hij aanwezig is.'
 
Een bekende jezuïet uit deze periode is Matteo Ricci (1552-1610). Hij is een goed voorbeeld van de brede manier van denken en doen van jezuïeten. Ricci was missionaris in China. Enerzijds was hij een groot wetenschapper. Hij maakte indruk op de Chinese keizer met o.a. het voorspellen van zonsverduisteringen. Door het respect dat hij hiermee verwierf, werd het mogelijk om, anderzijds, een groot missionaris te worden. Hij leerde Chinees en probeerde Chinese en Romeinse culturele en liturgische tradities te verbinden. Dat was niet onomstreden, en resulteerde in de ‘Chinese riten controverse’. 
 
Een belangrijke ontwikkeling is de oprichting van een school in Messina (Sicilië) in 1548. Er volgen er snel meer. In 1551, bijvoorbeeld, wordt de huidige ‘Gregoriana’ universiteit in Rome gesticht, één van de belangrijkste Romeinse universiteiten. Zo verandert de oorspronkelijk bedoeling ingrijpend. Waar de missie aanvankelijk bedacht was als rondtrekken en het evangelie te verkondigen waar men kwam, kreeg het nu veel meer een vaste vorm. Eind 18e eeuw waren er 800 scholen. 
 
De 18e eeuw eindigde in mineur. In 1773 werd door paus Clemens XIV de orde officieel afgeschaft. Was dat omdat de orde in de zuidelijke Amerika’s niet meewerkte aan de Spaanse en Portugese slavenjacht onder de Indianen (zie de film The Mission)? Was dat omdat de orde zoveel invloed had bij de belangrijke vorstenhuizen, en daarmee jaloezie opwekte? Was dat vanwege de financiële speculatie van jezuïet Antoine La Valette, waardoor de Franse jezuïeten failliet gingen? En in hoeverre hadden de jezuïeten het aan zichzelf te danken, omdat ze zo zelfvoldaan geworden waren dat men hen niet kon uitstaan? Hoe dan ook was het een dieptepunt van de geschiedenis van de orde.
 
Er bleef echter een ‘kleine rest’ achter in Pruissen en Rusland. Van tsarin Catharina wordt gezegd dat ze het onderwijs door de jezuïeten te zeer waardeerde. Bovendien had het pauselijke woord voor haar geen gezag. Het lijkt wel providentieel dat paus Pius VII in 1814 de orde herstelde, juist voordat Rusland de jezuïeten in 1815 het land uit zette. Een belangrijke rol in het herstel van de orde was weggelegd voor de Amsterdammer Jan Roothaan (1829-1853).
 
De 20e eeuw was er een van grote winst en groot verlies. Eerst de winst. In de eerste plaats: de orde hervond de affectieve dimensie van haar spiritualiteit. Lange tijd, eigenlijk vanaf het begin van de orde, was die geweld aangedaan. Men was formeel geworden, gericht op regels en op een goed getrainde wil. De schok van 1773 had die neiging bevestigd. Nu ging men opnieuw zien dat 'troost' (zie hieronder) ook beleving is, ja, dat God zich in die beleving laat ontmoeten. (Overigens is dat niet hetzelfde als ‘feel good’.) In de tweede plaats: de orde hervond haar kritische roeping in de kerk. Men werd zich er weer van bewust dat een jezuïet probeert God te zoeken en te vinden in kerk én wereld, in kerkelijke overheid én in eigen inspiratie. Hier mag de naam Karl Rahner (1900-1984) niet ontbreken. Hij probeerde de moderne levenservaring met geloof en met theologie te verbinden. Zijn naam is (o.a.) verbonden met de ‘antropologische wending’ van de theologie, en met wat ‘transcendentale theologie’ heet. 
 
Maar er was in de 20e eeuw ook verlies. In de eerste plaats letterlijk. Vele jezuïeten traden uit, met name in de jaren ’60 en ’70. Er ontstond bovendien een polarisatie tussen (al te) vooruitstrevende en (al te) ouderwetse jezuïeten. Met het hervinden van ‘kritische loyaliteit’ ontstond weer wantrouwen. Zozeer dat in 1981 paus Johannes Paulus II in het bestuur van de orde ingreep. Onder de Nederlandse algemeen-overste Peter Hans Kolvenbach normaliseerden de verhoudingen zich (1983-2008). En met de verkiezing van Jorge Maria Bergoglio tot paus is er voor het eerst in de geschiedenis een jezuïet die paus is. 

AMDG en IHS

In verband met de jezuïeten worden twee afkortingen vaak gebruikt: AMDG en IHS. 
 
AMDG komt van het Latijn, en betekent 'ter meerdere eer van God'. Je ziet de tekst vaak bij beelden van Ignatius. Dan heeft hij een boek in zijn hand, met daarin deze letters. En soms de volledige tekst: ad maiorem dei gloriam. Het adagium verwoordt een spirituele houding, namelijk dat voortdurend gezocht moet worden naar wat het beste is. Er moet voortdurend 'onderscheiding der geesten' gepleegd worden [zie 'ignatiaanse spiritualiteit']. Want dan pas weet je wat het meeste ter ere Gods is. Die eer van God is voor Ignatius overigens zo goed als identiek aan wat hij noemt 'het heil der zielen'. En daartoe was de orde opgericht, om zielen te helpen. AMDG vat dus goed de dynamiek van de orde samen, en ook van ignatiaanse spiritualiteit.
 
IHS is al veel ouder dan de orde. Meer over de geschiedenis van het IHS-monogram vind je hier. Deze letters zijn heel bijzonder met de jezuïeten verbonden geraakt doordat Ignatius ze opnam in het zegel dat hij gebruikte bij zijn brieven. Daarbij voegde hij overigens wat toe: drie spijkers onder de letters, en een kruis boven de H. In het wapenschild van paus Franciscus is ook zo’n IHS opgenomen.

Ignatiaanse spiritualiteit

Ignatiaanse spiritualiteit is spiritualiteit, dus een manier van leven, in het voetspoor van Ignatius. Hier worden enkele sleutelbegrippen besproken:
 
(1) Ten eerste: het gaat om 'God zoeken en vinden in alles'. Ignatiaanse spiritualiteit is gefundeerd op het geloof dat God er is, en dat Hij dichtbij is. Ignatiaanse spiritualiteit heeft een positief Godsbeeld: God is bereikbaar en vindbaar. Dat betekent heel concreet dat het gewone, drukke leven van gezin en werk een prima plek is om God te zoeken en te vinden. Het betekent dat zowel de rust van de natuur als de drukte van de stad plekken zijn waar God is, en dat God gevonden wordt zowel in actieve bezigheid als in verstild gebed. Pierre Teilhard de Chardin, een 19e-eeuwse jezuïet-paleontoloog, zegt ergens dat niets op aarde heidens is voor wie goed kijkt. 
 
(2) Een belangrijke aanvulling op dat positieve geloof is wel dat God niet zomaar gevonden is. Je moet zoeken. Of in jargon: je moet ‘contemplatief in de actie’ worden. Je hebt een soort gevoeligheid nodig voor God. Daarmee zijn we bij een tweede begrip: 'geestelijke oefening'. Zo’n gevoeligheid voor God is niet zomaar wel of niet gegeven. Het is geen lot. Je kunt er wat voor doen om die gevoeligheid te ontwikkelen. 
 
(3) Die oefening, daar valt van alles over te zeggen, maar in feite bestaat die oefening in 'onderscheiding der geesten'. Dat is het derde begrip. Onderscheiding der geesten betekent: het herkennen van wat er in beweging gezet wordt bij wat je doet, en bij wat er gebeurt om je heen. Immers, gedachten, woorden, besluiten, handelingen: die zetten vaak wat in beweging. Ze hebben vaak een bijsmaak of afdronk. Bijvoorbeeld: als je in de kerk zit, merk je dat je tot rust komt; of, als de auto voor je te langzaam rijdt, merk je dat je agressief wordt; of, als iedereen heel opgewonden doet als de caissière er niet uit komt merk je dat je liefdevol blijft hoewel je wel haast hebt. Dat soort dingen. Onderscheiding der geesten denkt na over dit soort bewegingen. 
In de eerste plaats: Komen ze van de goede geest, die wil bevestigen op de goede weg? Dat noemt Ignatius 'troost'. Wat (een beweging van) troost precies is, is niet zo duidelijk. Het is gemakkelijker om (de beweging van) troost te herkennen aan hoe deze uitwerkt: God komt dichterbij; er is een sfeer van geloof, hoop en liefde; men voelt levenskracht, of diepgang, of gulheid, of vertrouwen. Denk aan de vruchten van de Geest van Paulus (Gal.5,22). 
Of komen dit soort bewegingen van de kwade geest, die wil afhouden van de goede weg? Dat noemt Ignatius 'troosteloosheid'. Typisch voor bewegingen van troosteloosheid is het omgekeerde: ze brengen vaak verwarring; onhelderheid en mist; ingewikkelde redeneringen. Een vernuftigheid is dat bovendien de kwade geest soms schijnbaar troost geeft. Denk bijvoorbeeld aan het goede gevoel als je de wekker uitdrukt en niet opstaat, en dat weer verdwijnt als je moet rennen naar de bus of te laat komt.
 
Onderscheiding der geesten kan nauwelijks losstaan van een ‘normaal’ gelovig en kerkelijk leven. Biddend omgaan met de Schrift immers leren we de gestalte van God kennen, en merken we dat het troostrijk is om te leven met die God en in Jezus’ voetspoor, en dat Gods Geest ons daarin bemoedigt en sterkt. Biddend omgaand met de Schrift merken we bovendien tot welke specifieke manier van navolging wij uitgenodigd worden. Voor het deelnemen aan de kerkelijke sacramenten en vieringen geldt hetzelfde. Bovendien zijn geestelijke begeleiding of geestelijke conversatie vaak onmisbaar voor kwaliteitsvolle onderscheiding.
 
(4) Vertrouwelijkheid is het vierde begrip. Wie groeit in onderscheiding der geesten, groeit namelijk in gevoeligheid voor God die er altijd is, en die heel persoonlijk met mij omgaat. In ignatiaanse spiritualiteit is er dan ook een grote vertrouwelijkheid met God. Ignatius zegt ergens dat het goed is met God te spreken als met een vriend. Bovendien is het niet alleen belangrijk om met God te spreken, het is ook belangrijk om te ‘verwijlen’ in zijn aanwezigheid. Dat doe je door Gods aanwezigheid in goede bewegingen op te merken en rustig te hernemen, als het ware nagenietend.
 
Gewoonlijk worden ignatiaanse spiritualiteit en jezuïetenspiritualiteit onderscheiden. Jezuïetenspiritualiteit wordt ook bepaald door een aantal typische zaken die horen bij het jezuïet zijn, zoals de geloften, en de structuur met een overste en een provinciaal. Jezuïetenspiritualiteit, ook in die laatste aspecten, wil wel ignatiaans zijn. Zo is bijvoorbeeld de bestuursstructuur zo ingericht dat er veel ruimte is voor inbreng en consultatie, om zo de overste en de provinciaal te helpen om goed te onderscheiden.


Bron: Tilburg School of Catholic Theology