Gerben Zweers, Zeven werken van barmhartigheid. Augustinus aan het woord, in: Interpretatie 20,3 (2012), p. 26-27
Samenvatting
De christelijke traditie kent verschillende rijtjes om de gedachten over de persoonlijke relatie met God te ordenen. Zo’n optelsom als geheugensteun zijn de zeven werken van barmhartigheid, ontleend aan Matteüs 25, 31-46 en het boek Tobit 1,17.
Augustinus noemt barmhartigheid (misericordia) een mee-aangedaan zijn in ons hart door het lijden van een ander. Doordat wij mee-aangedaan zijn, worden wij aangespoord om die ander zo veel mogelijk te helpen. Het is een veel grotere barmhartigheid, volgens Augustinus, dat de Zoon van God uit de hemel neerdaalde en werd bekleed met een menselijk lichaam. Hiermee plaatst Augustinus de barmhartigheid die de ene mens tegenover de ander kan beoefenen bij de bron van alle barmhartigheid: God zelf. God is barmhartig door in de persoon van Jezus Christus mens te worden en dezelfde honger en dorst, kou en hitte te voelen die ieder mensenkind voelt.