Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Hans van Loon
Dossiers » Melitiaans schisma » introductie » Het melitiaanse schisma in Egypte

Het melitiaanse schisma in Egypte

Het melitiaanse schisma heeft zijn wortels in gebeurtenissen tijdens de christenvervolging van ca. 303-313. Tijdens de vervolgingen onder Diocletianus en Maximianus, die vooral tussen 305 en 311 heftig waren, werden diverse bisschoppen gevangen genomen of zelfs vermoord vanwege hun geloof. Er waren echter ook christenen die hun geloof verloochenden. Er ontstond spanning door het optreden van Melitius van Lycopolis (Latijn: Meletius), die de afvallige bisschop Apollonius van Lycopolis opvolgde. Melitius wijdde bisschoppen in het gebied buiten zijn jurisdictie, wat sterk werd afgekeurd door enkele bisschoppen die hem tussen 303 en 306 een brief stuurden. In die tijd waren de relaties nog niet geheel bekoeld. Melitius wilde een strengere procedure van boetedoening voor christenen die afvallig werden dan de ‘katholieke’ aartsbisschop Petrus, en deze roep om strengere maatregelen vond weerklank in Egypte.

Het melitiaanse schisma ging dus over de vraag hoe de kerk om moest gaan met de afvallige christenen. Geen van beide partijen wilde de afvalligen zomaar weer toelaten, en geen van beide partijen stelde dat verzoening nooit meer mogelijk was, maar de periode en intensiteit van berouw en boetedoening waren wel verschillend. Sommigen verwijzen ook wel naar een enigszins vergelijkbaar conflict in Africa, waar de donatisten veel aanhang verwierven rond dezelfde tijd.

De aanleiding voor het melitiaanse schisma

Tussen 303 en 306 schrijven vier bisschoppen vanuit de gevangenis een brief aan Melitius van Lycopolis. Melitius wordt ervan beschuldigd kerkelijke taken, waaronder het wijden van nieuwe presbyters en armenzorg, uit te voeren in het bisdom van andere Egyptische bisschoppen, zonder de uitdrukkelijke toestemming van aartsbisschop Petrus van Alexandrië. De bisschoppen wijzen erop dat er geen enkele noodzaak is tot het optreden van Melitius en daarom verzoeken ze hun ‘vriend en mededienaar in de Heer’ om te stoppen met zijn activiteiten. Alleen in geval van een plotselinge dood en een tijdelijke tussenregering zou het toegestaan zijn om in het bisdom van een andere bisschop kerkelijke taken over te nemen, en de bisschoppen wijzen erop dat Melitius dus geen enkele legitieme reden heeft voor zijn handelwijze. Petrus hield zich op dat moment echter ergens schuil en kon daarom niet snel ingrijpen in Alexandrië. Ook hij schrijft een brief, waarin hij noemt dat Melitius presbyters heeft gewijd en probeert om de relaties tussen presbyters en Petrus te verstoren. Dit kan heel goed duiden op de strengere visie van Melitius met betrekking tot de afvallige christenen.

De impact van de vervolgingen

De vervolgingen gaven diverse problemen binnen de kerk. Het was niet mogelijk om ongestoord bij elkaar te komen in het openbaar. Dit maakte de communicatie lastig. Bij gevangenschap of overlijden van een bisschop of priester dreigden problemen voor de zielzorg of het pastoraat, aangezien priesters of bisschoppen de mensen onder hun verantwoordelijkheid niet altijd meer konden bereiken. Via een systeem van onderlinge communicatie werd er echter ook vanuit de gevangenis al snel armenzorg gecoördineerd. Verder was dit een schokkende tijd omdat niet alleen ‘gewone’ christenen, maar zelfs ook sommige bisschoppen afvallig werden, wat op de overige geloofsgenoten ook een enorme impact zal hebben gehad. Daarnaast verloren christenen degenen die stierven voor de belijdenis van het geloof. Dit riep ook de vraag op hoe streng de kerk moest zijn voor hen die afvallig waren geworden en weer terug wilden keren. We weten dat Petrus en Melitius hierin verschilden in mate van strengheid.

In 307 werd Melitius afgezet door een Egyptische kerkelijke vergadering en verbannen naar de mijnen in Palestina, maar na 311 kwam hij terug. Ongeveer tegelijkertijd, tegen het eind van de vervolging, werd aartsbisschop Petrus gevangen genomen en onthoofd. Toen de rust voor christenen weer was gekeerd doordat de vervolgingen gestopt waren, bleken de problemen allerminst over.

Het concilie van Nicea

De ‘katholieke’ kerk was minder streng ten opzichte van de afvalligen dan Melitius wilde. Zijn strengere visie op het beleid van de kerk rond deze kwestie vond veel aanhang in Egypte, en zodoende groeide deze scheurkerk van melitianen in de periode tussen 311en 325. Rond die tijd ontstaat er ook een conflict tussen Alexander van Alexandrië en Arius en de onrust die dit geeft wordt besproken op het concilie van Nicea in 325. Naast de kwestie van Arius wordt echter ook deze kwestie uitgebreid besproken. De handelwijze van Melitius wordt afgekeurd en er wordt een voorstel gedaan om tot een oplossing voor het melitiaanse schisma te komen. Melitius zelf behoudt de titel van bisschop, maar hij mag geen wijdingen meer verrichten, of zelfs maar anderen voordragen voor een ambt. En iedereen die door Melitius is gewijd, heeft een bevestiging van die wijding nodig door middel van handoplegging door een katholieke bisschop, om vervolgens de taken uit te mogen voeren onder het gezag van de katholieke bisschop. Verder mogen ook zij geen nieuwe mensen voordragen of aanstellen zonder toestemming van aartsbisschop Alexander van Alexandrië. Maar op het moment dat een katholieke bisschop overlijdt, zou de ‘melitiaanse’ bisschop, na toestemming van de aartsbisschop, de positie van de katholieke bisschop overnemen.

Dit voorstel wordt tussen 325 en 327 verder uitgewerkt en hoewel dit voorstel flinke nadelen heeft voor de melitianen, accepteren ze het. Maar slechts vijf maanden daarna sterft aartsbisschop Alexander, die een belangrijke rol zou hebben gehad in de verdere afwikkeling van dit proces. In de daarop volgende verkiezing van Athanasius als opvolger van Alexander betwisten de melitianen de procedure, wat leidt tot een hernieuwd oplaaien van het conflict. Duane Arnold heeft erop gewezen dat er in deze tijd nog wel grensverkeer was. Niet alle melitianen bleven op hun strepen staan; een deel van de melitiaanse bisschoppen en priesters plaatsen zich in de loop van de tijd vrijwillig onder de leiding van Athanasius.

 

Politieke alliantie tussen melitianen en eusebianen

Een ander deel van de melitianen blijft echter zeer ontevreden. Door deze onvrede wordt er enkele jaren daarna een politieke alliantie gevormd tussen melitianen en arianen (of eusebianen). In deze tijd dienen de melitianen diverse klachten in tegen Athanasius bij de keizer. Keizer Constantijn is in eerste instantie niet geneigd om deze aanklachten serieus te nemen. Meerdere keren worden aanklachten tegen Athanasius verworpen. Een van de eerste aanklachten was bijvoorbeeld dat Athanasius hoogverraad had gepleegd door een overheidsfunctionaris, Philumenus, om te kopen. Daarnaast zou Athanasius opdracht hebben gegeven om met geweld een kerk van de melitianen, onder verantwoordelijkheid van een zekere Ischyras, te ontwijden, waarbij de avondmaalsbeker gebroken was.

De concilies van Caesarea (334) en Tyrus (335)

In de jaren 334-335 verhevigden de melitiaanse aanklachten tegen Athanasius. In 334 was er een synode in Caesarea, een plek waar veel tegenstanders van Athanasius aanwezig waren. Athanasius zou hier terecht moeten staan voor meerdere aanklachten. Onderdeel van deze aanklachten was (1) het geweld tegen Ischyras en het breken van de avondmaalsbeker, en (2) het vermoorden van Arsenius, en het gebruiken van diens hand voor magische doeleinden. In 334 verscheen Athanasius voor keizer Constantijn, die de klachten tegen hem verwierp. Doordat de keizer de klachten verworpen had, werd de synode gestaakt, omdat de kerkelijke vergadering de besluiten, zoals afzetting en verbanning van een bisschop, zonder toestemming van de keizer niet kon uitvoeren.

In 335 werd er echter een nieuwe synode gehouden in Tyrus. Athanasius wilde ook hier liever niet aanwezig zijn, vanwege het grote aantal vijandig gezinde bisschoppen. Hij moest hier weer terecht staan voor dezelfde bisschoppen. Athanasius slaagde erin om voor deze synode Arsenius op te sporen en hem op het moment dat deze klacht besproken werd levend ten tonele te voeren. De zaak met de avondmaalsbeker werd ook besproken. Er werd een commissie opgesteld om de zaak op locatie te onderzoeken. Athanasius vroeg toen of er bepaalde personen niet in de commissie zouden worden benoemd om een onpartijdig oordeel te waarborgen, maar de commissie bestond juist uit die personen waarvan Athanasius betoogde dat ze geen onpartijdig oordeel zouden vellen. Voordat de synode het oordeel had geveld, vertrok Athanasius daarom naar de keizer in Constantinopel om zijn verhaal bij hem te doen. De keizer wilde in eerste instantie naar hem luisteren, maar toen een delegatie van zijn tegenstanders ook bij de keizer arriveerde en de vorige klachten liet rusten, maar Athanasius ervan beschuldigde dat hij de graantransporten van Alexandrië naar Constantinopel dreigde stil te leggen, koos de keizer ervoor om Athanasius tijdelijk te verbannen naar Trier, zonder een nieuwe bisschop in Alexandrië aan te stellen. Na deze episode lijkt de rol van de melitianen minder belangrijk te worden.

Na 335

Over de periode na 335 zijn heel weinig bronnen beschikbaar. De leider was toen een zekere John Archaph, maar de invloed van de melitianen werd na 335 minder groot. Toch zou het nog lange tijd duren voordat het conflict opgelost zou zijn. In ieder geval tot in de vijfde eeuw zijn er plekken bekend waar melitianen gemeenschappen vormden.

Bronnen over het melitiaanse schisma

De bronnen over het melitiaanse schisma zijn brieven van Phileas en Petrus tussen 303-306, een brief die geschreven is tijdens het concilie van Nicea (325) en briefwisselingen tussen Athanasius, Eusebius, Constantijn en anderen in de periode tussen 330-335. Athanasius heeft een groot deel van deze documenten overgeleverd, evenals Epiphanius van Salamis en de kerkhistorici van de vijfde eeuw: Socrates, Sozomenus en Theodoretus. Verder zijn er enkele belangrijke papyri die licht werpen op het melitiaanse schisma, gepubliceerd door H.I. Bell in 1924. Problematisch is dat de informatie uit de verschillende bronnen over vooral de periode tussen 330 en 335 veelal niet eensluidend is.

Een laatste aandachtspunt is de spelling van de naam. Zowel Melitius als Meletius wordt gebruikt in de primaire en de secundaire literatuur. De meeste auteurs uit de vierde en de vijfde eeuw spreken echter over Melitius en de melitianen, de schrijfwijze die ook in dit dossier wordt gehanteerd.



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Hans van Loon.