Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Alexis Szejnoga
Dossiers » Psalmen, het boek » niet-wetenschappelijke artikelen » Piet Schelling, Zolang ik zweeg (Psalm 32:3)

Piet Schelling, Zolang ik zweeg (Psalm 32:3)

Piet Schelling, Zolang ik zweeg, kwijnde mijn gebeente weg (Psalm 32:3), in: Interpretatie 19,1 (2011), p. 8-10.


Samenvatting
Het subject van de psalm staat in de eerste persoon enkelvoud. De dichter ontvouwt en beschrijft zichzelf als een mens van wie het leven verloopt van dieptepunt naar hoogtepunt, van beknelling naar bevrijding, van gejammer naar gejubel. Echter, de psalm overstijgt het puur individuele karakter. Het ik van de psalmist wordt al zingend het ik van de lezer en daardoor krijgt het lied een wij-karakter. een bovenindividueel lied.
De dichter vertelt over het zwijgen over zijn wandaden. Waarover hij exact zwijgt, zegt hij niet. Hij noemt de gebruikelijke woorden voor het bewandelen van verkeerde wegen: overtreding, zonde, ongerechtigheid, bedrog. Zwijgen impliceert hier verbergen en verdringen. Met het gevolg dat hij er ziek van wordt.
De dichter lijdt onder het geheim van zijn misdragingen. Het is alsof de hand van God op hem drukt – metafoor voor zware last. Zijn gebeente kwijnt weg en zijn merg verdort. Dat wil zeggen: alle levendigheid is verdwenen, het lijkt wel of hij dood is. Op de dag dat hij zijn geheim deelt met God – bekendmaken’ en ‘verbergen (met ontkenning) – schenkt God hem vergeving, wat bevrijding en genezing tot gevolg heeft.


Bron: Interpretatie, met dank aan Nico Riemersma.