Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Jan Brouwers
Dossiers » Stein, Edith » introductie » Edith Stein

Edith Stein

De beste bron op internet over Edith Stein is het artikel over haar dat is gepubliceerd in de Franse versie van Wikipedia. Haar officiële biografie is te vinden op de site van het Vaticaan. Informatie in het Nederlands is behalve op Wikipedia onder meer te vinden op de site van de Stichting Dr. Edith Stein Echt NL


Jeugd 

Edith Stein werd geboren in een Joodse familie. Haar vader overleed toen ze drie jaar oud was; haar moeder was zeer gelovig. Ze was een van de eerste meisje die in Pruisen — waartoe haar geboorteplaats toen behoorde — werden toegelaten tot het middelbaar onderwijs. Aanvankelijk is ze een briljante leerling, maar op haar vijftiende weigert ze nog naar school te gaan en ook houdt ze vanaf die tijd op met bidden.

Na een jaar keert ze terug naar school, haalt met gemak de achterstand die ze had opgelopen in en begint tegelijkertijd filosofische werken te lezen. Ook wordt ze lid van de Pruisische vereniging voor vrouwenkiesrecht en ontpopt ze zich als een radicaal feministe.

In 1911 haalt ze haar eindexamen en gaat ze filosofie studeren.

Filosofe

Aan de universiteit van Breslau studeert ze filosofie, psychologie en geschiedenis en valt ze helemaal van haar joodse geloof: ze verklaart atheïst te zijn. Ze raakt geïnteresseerd in de fenomenologie van Edmund Husserl en zet in 1913 haar studie voort in Göttingen waar Husserl doceert en studeert in 1914 af.

Dan is inmiddels de Eerste Wereldoorlog uitgebroken. Ze wordt verpleegster in een militair hospitaal van het Rode Kruis in Oostenrijk. Tijdens de college’s van de filosoof en socioloog Max Scheler was ze in aanraking gekomen met het begrip ‘empathie’. Nu kreeg ze daar in de praktijk mee te maken door het lijden wat ze zag van talloze soldaten uit heel Oost-Europa die ze niet kende en die ze vaak niet kon verstaan.

In 1916 keert ze terug naar de universiteit om haar proefschrift te schrijven en krijgt een aanstelling als plaatsvervangend hoogleraar. Als Edmund Husserl naar de universiteit in Freiburg vertrekt, volgt ze hem en daar promoveert ze in 1917 als een van de eerste vrouwen summa cum laude. Het onderwerp van haar proefschrift is de empathie.

Na haar promotie wordt ze assistente van Husserl. Haar eigen onderzoek gaat over relaties tussen mensen, groepsvorming (zoals in staten, volkeren, etnische groepen, religies) en benadrukt het belang van waarden, vrijheid en de afwijzing van totalitarisme.

Spoedig na haar promotie ontstaat een verwijdering met Husserl. Deze durft haar niet te steunen bij haar pogingen hoogleraar te worden — ze zou de eerste vrouwelijke professor in Duitsland zijn geweest. Ook in filosofisch opzicht neemt ze afstand van hem en in haar werk komt het onderwerp ‘religie’ vaker aan de orde.

Katholiek

In die tijd zet ze haar eerste stap naar de rooms-katholieke Kerk. Tijdens een bezoek aan de kathedraal in Frankfurt ziet ze een vrouw die boodschappen heeft gedaan en even komt bidden. Dit is iets geheel nieuws voor haar: ze kende de diensten in de synagoge, maar een kort bezoek aan een kerk voor een gebed tussen de dagelijkse bezigheden door was haar totaal onbekend. Het maakte een onuitwisbare indruk op haar.

Nog meer onder de indruk was ze van de manier waarop een vriendin met de dood van haar man omging: ze bleek troost te putten uit haar geloof in Jezus en het eeuwig leven. Later schreef ze hierover dat dit het beslissende moment was geweest voor haar overgang naar het christendom. Van groot belang voor haar was ook het lezen van de biografie van de H. Teresa van Avila. Op 1 januari 1922 werd Edith Stein gedoopt.

Eigenlijk wilde ze onmiddellijk toetreden tot de orde der Karmelietessen, maar haar biechtvader raadde haar dat af. Ze werd lerares aan de middelbare school van de dominicanessen in Speyer. In die tijd vertaalde zij ook het werk van John Henry Newman en Thomas van Aquino in het Duits. Vanaf 1926 gaf ze lezingen in allerlei plaatsen in Duitsland, veelal over de plaats van de vrouw in de maatschappij en in de Kerk, over de vorming van de jeugd en over antropologie. Ze sprak zich uit tegen het nationaal-socialisme en benadrukte de waardigheid van elk individu.

Veel aandacht trok haar bijdrage aan een congres in 1930 over ‘De ethiek van vrouwelijke beroepen’. Ze was daar de enige vrouwelijke spreker en stelde dat vrouwen net als mannen elk hun eigen talenten hebben om een bepaald beroep, een kunst of een wetenschap uit te oefenen; een uitspraak die destijds opmerkelijk was.

In 1932 kreeg ze een aanstelling aan het Instituut voor pedagogische wetenschappen in Münster. Wanneer de nationaal-socialisten in 1933 aan de macht komen, wordt het vrouwen en joden verboden om les te geven aan universiteiten. Ze schrijft een brief aan paus Pius XI waarin ze hem vraagt stelling te nemen tegen de verheerlijking van het ras door de nazi’s. Maar tot een openlijke veroordeling zal het pas in 1937 komen met de encycliek ‘Mit brennender Sorge’. Nu ze niet meer in het openbaar mag lesgeven, besluit ze om alsnog in het klooster te treden en op 15 oktober 1933 gaat ze naar trekt ze zich terug in het klooster van de karmelietessen in Keulen.

Religieuze

Haar belangstelling voor de karmelietessen was voor het eerst gewekt in 1917: een vriend wees haar op de profeet Elia die volgens de bijbel op de berg Karmel had laten zien dat de God van Israel de enige ware God is. Maar het was vooral haar bewondering voor de H. Teresa van Avila, de stichteres van de Orde van de Ongeschoeide Karmelieten, die haar belangstelling voor deze orde wekte. Na het lezen van haar biografie besloot ze katholiek te worden en zich bij de karmelietessen aan te sluiten.

Die laatste wens gaat in vervulling als ze op 15 oktober intreedt bij de karmelietessen in Keulen. Op 15 april 1934 wordt ze ingekleed en neemt de naam Teresia Benedicta a Cruce. Ze krijgt de gelegenheid om haar filosofisch werk voort te zetten en in die jaren schrijft ze ‘Endliches und ewiges Sein’, een van haar belangrijkste werken. Het beschrijft het zoeken naar God, wat tegelijkertijd een zoektocht is naar zelfkennis.

Nadat ze op 21 april 1938 haar eeuwige geloften heeft afgelegd, wordt het gevaar van vervolging door de nazi’s zo groot dat ze toestemming krijgt van haar oversten om naar het Nederlandse Echt te verhuizen. Daar arriveert ze op 31 december 1938. Wanneer de Duitsers in mei 1940 Nederland bezetten, loopt ze opnieuw gevaar omdat de nazi’s haar nog steeds als joods beschouwen. Maar vooralsnog ondernemen ze niets tegen haar en krijgt ze de gelegenheid om haar boek over Sint Jan van het Kruis, ‘Kreuzeswissenschaft’ te voltooien. Dan, in 1942, probeert ze naar een klooster in Zwitserland te verhuizen, maar de Duitse autoriteiten geven haar geen toestemming voor emigratie.

Op 26 juli wordt in alle katholieke kerken in Nederland een verklaring voorgelezen waarin de Nederlandse bisschoppen protesteren tegen de vervolging van joden. Als reactie arresteert de SS alle joden die katholiek zijn geworden — en die tot dan toe gevrijwaard waren van deportatie. Edith Stein is een van hen. Via Amersfoort en Westerbork wordt ze naar Auschwitz gevoerd, waar ze op 9 augustus 1942 wordt vermoord.

Heilige

Op 1 mei 1987 verklaarde paus Johannes Paulus II haar zalig, vanwege haar heldhaftige leven en haar martelaarschap. Ze was vermoord uit haat tegen haar katholieke geloof, aldus de paus die eraan toevoegde dat ze een dochter van Israel was die tijdens de vervolging door de nazi’s als katholiek in geloof en liefde verenigd was gebleven met de gekruisigde Heer Jezus Christus en als joodse met haar volk. Op 11 oktober 1998 verklaarde hij haar heilig en op 1 oktober 1999 werd zij mede-patrones van Europa. Critici verweten Johannes Paulus II dat hij met de heiligverklaring van Edith Stein de Shoah had voorgesteld als een misdaad tegen christenen.



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Jan Brouwers.