Interview met prof. dr. Henk Schoot, waarin deze ingaat op Thomas’ positie tegenover het Jodendom. Hoewel Joden vanaf de twaalfde en dertiende eeuw in West-Europa in toenemende mate onder druk kwamen te staan en de Dominicanen daarin een actieve rol speelden, neemt de dominicaan Thomas een gematigd standpunt in. Hij keerde zich, in navolging van het kerkelijk leergezag, tegen het onder dwang bekeren van Joden maar stelde zich achter bepaalde kledingvoorschriften, zoals deze door het Vierde Concilie van Lateranen waren verordend. Het is moeilijk om duidelijk te krijgen hoe Thomas tegen de Joden van zijn tijd aankeek. Anders dan sommige ordegenoten schreef hij geen afzonderlijk geschriften tegen de het Jodendom. Zijn opmerkingen moeten uit zijn gehele werk bijeen worden geschraapt. Hij vond dat met de komst van Christus de wet was vervuld. Toch meende Thomas niet zonder meer dat Christus en de kerk in de plaats van het volk Israël zijn gekomen. De wet is niet afgeschaft maar vervuld. Binnen dat denkschema zag hij het Jodendom als een vorm van ongeloof, maar hij ging niet zover om het te beschouwen als ketterij, als afvallig ten opzichte van hun eigen wet, een positie die sommige tijd- en ordegenoten wel innamen. Thomas onderschrijft Augustinus’ opvatting dat het Joodse volk gerespecteerd moet worden omwille van de geschriften die ook voor de christenen heilig zijn, en wegens Paulus uitspraak dat de Joden aan het eind der tijden tot Christus zullen worden bekeerd.
Thomas van Aquino: Belofte Israël vervuld, Reformatorisch Dagblad (1 februari 2010)
