Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Interpretatie Lucepedia
Dossiers » Matteüs, het evangelie volgens » niet-wetenschappelijke artikelen » Piet Schelling, Aan de vruchten kent men de boom

Piet Schelling, Aan de vruchten kent men de boom

Piet Schelling, Aan de vruchten kent men de boom, in: Interpretatie 18,4 (2010), p. 30-31

Margetekst
Geregeld gebeurt het dat iemand zich opwerpt als profeet of ziener. Hij of zij laat weten boodschappen uit de hemel te krijgen. Hoe beoordeel je die boodschappen? Zijn ze echt of vals? Piet Schelling vertelt hoe hij handvatten vindt in de beeldspraak van Jezus over de boom en de vrucht.
 
Eerste twee alinea's
Opvallend is in onze taal het aantal spreekwoorden en gezegden met boom als kernwoord. Ik tel er grofweg 120. Zij leggen verbindingen met uiteenlopende levensgebieden. Met communicatie: Een boom opzetten. Met sociaal gedrag: De appel valt niet ver van de boom. Met duurzaamheid: Boompje groot, plantertje dood. Met opvoeding: Jonge boompjes moet men buigen. Met verandering: Oude bomen moet men niet verplanten. Met economie: De bomen groeien niet tot in de hemel. Enzovoorts.
Ook is er een die wel gehanteerd wordt als een ethische regel om te beoordelen of iets goed of slecht is. Ik doel op Aan de vruchten kent men de boom, ontleend aan een woord van Jezus (Mat. 7:16-20). In dit artikel wil ik daar enkele opmerkingen over maken.
 
Met het beeld van de goede boom die goede vruchten voortbrengt en de slechte boom die slechte vruchten voortbrengt, geeft Jezus de leerlingen een instrument in handen om nepprofeten en echte profeten van elkaar te onderscheiden. Valse en ware profeten – een tegenstelling. Vaker gebruikt Jezus tegenstellingen in de zogenaamde Bergrede, bijvoorbeeld: het slechte en goede oog, de smalle en brede weg, de rotsbodem en zandbodem.
Met het creëren van een tegenstelling wordt het denken van de hoorder geprikkeld: hij wordt uitgedaagd positie te kiezen. De eerste indruk die we van deze stijl van de tegenstelling krijgen, is dat de hoorder moet kiezen tussen zwart of wit. Grijs komt niet voor. Althans, in eerste instantie. Er is een goede én een slechte kant. Om die twee uitersten kan niemand heen.
De stijlfiguur van de tegenstelling is typerend voor de Bergrede, waar rondom afwisselende thema’s de hoorder wordt uitgedaagd antwoord te geven op: wat houdt het in volgeling van Jezus te zijn? Anders gezegd: Waar brengen jouw voeten je heen? Naar wie strekken jouw handen zich uit? Met wie ga je om en waarom juist met hen? Hoe draagt jouw taal bij aan sjaloom? Voor wie klopt jouw hart?
De tegenstelling is bedoeld om de eigen positie helder te krijgen. Het is zwart of wit, voor of tegen. Echter, al snel blijkt het kiezen voor een uiterste in het dagelijks leven onleefbaar en onwerkbaar te zijn. De nuance is noodzakelijk, juist ter wille van het leven. Het beeld van de boom (goed en slecht) en zijn vrucht (goed en slecht) illustreert dat. Bij nadere beschouwing kan deze regel niet zonder nuance functioneren. De wijsheid ‘Aan de vruchten kent men de boom’ kan ons wel helpen om tot weloverwogen keuzes te komen.


Bron: Interpretatie, met dank aan Nico Riemersma.