Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Sjoerd van Hoorn
Dossiers » Locke, John » introductie » John Locke

John Locke

John Locke (1632-1704) was een Engelse filosoof die bijna het gehele spectrum aan filosofische vragen bestreken heeft en daarnaast werken heeft geschreven over opvoeding en theologie. Locke is met name bekend als de auteur van het kentheoretische werk An Essay Concerning Human Understanding en als de politiek filosoof die de Two Treatises of Government en de Epistola de tolerantia schreef. Locke woonde tussen 1683 en 1689 als politiek vluchteling in Nederland, waar hij ook de bovengenoemde werken schreef. Locke was ook arts en natuurwetenschapper, maar in tegenstelling tot zijn tijdgenoten Malebranche, Spinoza en Leibniz geen wiskundige. In dit dossier gaat onze aandacht met name uit naar Lockes politiek-filosofische beschouwingen over de relatie tussen en kerk en staat zoals neergelegd in de Epistola de tolerantia, oftewel de Brief over tolerantie. Het is zeker in deze context nog interessant om op te merken dat Locke vrij uitgebreid over theologie geschreven heeft, namelijk meerdere tractaten ter verdediging van het christelijk geloof, alsmede twee delen commentaar op de brieven van Paulus.

Locke beschouwde de theoretische filosofie primair als een discipline die ten dienste staat van de natuurwetenschappen. Hij leefde dan ook in een tijd waarin de natuurwetenschappen grote veranderingen doormaakten. Lockes vrienden van het geleerde genootschap de Royal Society, zoals Robert Boyle, ontwikkelden natuurkundige en scheikundige theorieën op experimentele basis. Ook in de geneeskunde werd veel ontdekt, met name in de anatomie. We kunnen denken aan het werk van William Harvey, die de menselijke bloedsomloop in kaart bracht, en aan het werk van Antoni van Leeuwenhoek, de uitvinder van de microscoop, en Christiaan Huygens.

Locke bezocht de beroemde Westminster school en studeerde aan Christ Church, Oxford waar hij ook fellow werd. Hij deed er ondermeer een grondige hekel op aan de in de toenmalige academische wereld dominante Aristotelische logica. Locke was meer onder de indruk van de filosofie van Descartes, zij het dat hij daar ook spoedig een zeer scherpzinnige kritiek op ontwikkelde en van de natuurwetenschappen van zijn tijd. Later in zijn leven was Locke een privé-geleerde en bijvoorbeeld huisleraar bij Damaris Masham, de dochter van de filosoof Ralph Cudworth (een van de zogenoemde Cambridge Platonisten) en zelf een geleerde dame. Locke was bevriend met Damaris Masham en wellicht ging hun verhouding verder dan vriendschap. 

 De zeventiende eeuw was niet alleen in de wetenschappen en de filosofie één van de roerigste periodes van de moderne geschiedenis. Het was ook een buitengewoon turbulente periode in de politieke geschiedenis, zelfs als we ons beperken tot de geschiedenis van Engeland alleen. Van 1640 tot 1649 woedde in Engeland een burgeroorlog tussen het leger van koning Karel (Charles) I en het leger van de puriteinen – Engelse calvinisten, om precies te zijn presbyterianen. De burgeroorlog werd gewonnen door de puriteinen, die de koning onthoofdden en een republiek instelden die werd geleid door Oliver Cromwell, de Lord Protector. De burgeroorlog had de Engelse samenleving tot op het bot verdeeld: wat op het spel stond was de monarchie zelf, maar ook de godsdienstvrijheid. De puriteinen weken met hun calvinistische protestantisme sterk af van het naar het katholicisme neigende hoge anglicanisme van Karel I. Ten tijde van de republiek waren alle afwijkende uitingen van religie streng verboden, met uitzondering overigens van het jodendom – Cromwell verdient de lof voor het opheffen van de verbanning van de joden uit Engeland. Katholicisme was echter streng verboden, hetgeen de katholieken, waaronder de recusant nobility, de katholiek gebleven adel, er niet van weerhield heimelijk toch hun geloof uit te oefenen. De republiek overleefde Cromwells dood ternauwernood. In 1660 werd mede op initiatief van de republikeinse generaal Monk de zoon van Karel I verzocht uit ballingschap in Frankrijk terug te keren en de monarchie te herstellen, hetgeen deze maar al te graag deed.

Karel (Charles) II herstelde het anglicanisme in ere en neigde opnieuw naar het katholicisme. Hij had geen kinderen en werd opgevolgd door zijn broer Jacobus (James) II. Jacobus was katholiek. Dat vond het parlement niet de bedoeling en ze vroegen in 1688 Willem, de prins van Oranje en stadhouder van Holland, die getrouwd was met Jacobus’ zus Mary om in te grijpen. Willem won het conflict en werd naast hoofd van de Republiek van de zeven Verenigde Nederlanden ook koning van Engeland, Wales, Schotland en Ierland.

Locke had ten tijde van Karel II Engeland moeten ontvluchten. Hij streek neer in Nederland, en woonde ondermeer in Rotterdam. In Nederland schreef Locke zijn Essay en enkele politiek filosofische werken. Locke verdedigde de godsdienstvrijheid en was bovendien in dienst bij de Graaf van Shaftesbury, een tegenstander van Jacobus. Shaftesbury was de indiener van een wet geweest waarin de troonopvolging voor Jacobus verboden werd, een wet die in het Hogerhuis was gesneuveld op instigatie van de koning. Shaftesbury vluchtte in november 1682 naar Nederland, in september 1683 gevolgd door Locke. Shaftesbury was in januari 1683 al overleden. Locke hield echter contact met de rebellen tegen de Stuart monarchie. Toen Willem en Mary terugkeerden naar Engeland was ook Locke op dat schip aanwezig. Het idee is dan ook niet denkbeeldig dat Lockes politiek filosofische werken ook een politiek doel dienden. Lockes Two Treatises of Government vormen een lang argument voor het soort koningschap waarvan Locke verwachtte dat Willem van Oranje het zou uitoefenen. Deze politieke inzet neemt niet weg dat Lockes politieke filosofie tot de grondleggende oeuvres van het politieke liberalisme hoort.

Lockes kentheoretische hoofdwerk An Essay concerning Human Understanding (1689) is een oefening in intellectuele bescheidenheid. Filosofie is de underlabourer van de natuurwetenschappen, met de taak intellectuele obstakels uit de weg te ruimen. Deze obstakels waren met name de overspannen verwachtingen van een filosofie die op basis van het zuivere denken kennis wilde verkrijgen van de werkelijkheid. Volgens Locke is kennis van de werkelijkheid alleen te verkrijgen door waarneming. Behalve in de moraal, de wiskunde en de theologie zijn begrippen alleen dan intellectueel respectabel wanneer ze tot de zintuigelijke ervaring te herleiden zijn. Zintuigelijke ervaring wordt met een van het Grieks afgeleid woord (empereia = ervaring) ook wel empirie genoemd. Locke heet daarom een empirist te zijn, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Leibniz en Descartes die rationalisten heten omdat ze leerden dat de werkelijkheid ten diepste alleen te kennen door de ratio, het zuivere (dat wil zeggen, ervaringsvrije) denken.

Locke bepleit bescheidenheid. Er is maar weinig waar we echte kennis van hebben, al is het wel zo dat we dat kunnen weten wat we nodig hebben om te kunnen leven. We kunnen wat de werkelijkheid betreft alleen echte kennis opdoen door zorgvuldig onderzoek te doen op basis van wat we in de laatste instantie kunnen waarnemen.

In het eerste boek van zijn Essay argumenteert Locke tegen de gedachte dat er aangeboren ideeën hebben. Het tweede boek toetst de verschillende filosofische begrippen aan het empiristisch beginsel, terwijl het derde boek zijn taalfilosofie bevat. Het vierde boek bespreekt de principes van de kennis.

Ofschoon Locke kennis van God niet tot de empirie rekent, heeft zijn empirisme wel invloed in zijn politieke filosofie. We weten weliswaar zeker dat God bestaat, maar we kunnen niet met aardse middelen vaststellen of iemand het juiste geloof heeft. Daarom alleen al is religieuze tolerantie een goed idee. Over Lockes Brief over tolerantie in het bijzonder meer in een afzonderlijk item.



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan drs. Sjoerd van Hoorn.