Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Jan Brouwers
Dossiers » Moderne Devotie » introductie » Moderne Devotie

Moderne Devotie

Context 

De veertiende eeuw was een tijd van onzekerheid en verval. Oorlog, honger en pest teisteren Europa. Bisschoppen, priesters en religieuzen verwaarlozen hun geestelijke taken. Ze hielden zich meer bezig met het vergaren van bezit. Pastoors waren slecht opgeleid en hielden zich niet aan het celibaat. Van het kloosterleven ging nauwelijks nog inspiratie uit. En tot overmaat van ramp was er van 1378 tot 1417 het Westers Schisma: twee pausen betwistten elkaars gezag. Bisschoppen en vorsten kozen partij voor de een of de ander. De gewone gelovigen wisten niet meer of de sacramenten die de priesters bedienden wel geldig waren. Het was tijd voor een vernieuwing van de kerk van onderop. Die vernieuwing kreeg onder meer vorm in de Moderne Devotie.

Ontstaan en ontwikkeling

De oorsprong van de Moderne Devotie ligt bij Geert Grote (1340–1384). Hij besefte dat de vernieuwing die de kerk nodig had, een innerlijke vernieuwing van de gelovige mens was. Aan de mystiek van Jan van Ruusbroec ontleende hij het ideaal van de ‘gemene mens’, die goede daden en beschouwing weet te combineren.

Geert Grote stelde in 1374 zijn huis in Deventer ter beschikking van een groepje vrouwen die buiten het klooster een religieus leven wilden leiden. Zij werden Zusters van het gemene (=gemeenschappelijke) leven genoemd. In 1380 volgde in Deventer de stichting van een soortgelijke gemeenschap voor mannen. Langzamerhand kregen deze gemeenschappen steeds meer de vorm van een klooster. In 1387 stichtten de Broeders van het gemene leven het klooster van Windesheim, bij Zwolle, en namen ze de kloosterregel van Augustinus aan. Vanuit Windesheim werd een groot aantal nieuwe kloosters gesticht, die samen het Kapittel of de Congregatie van Windesheim vormen. De zusters volgenden in 1400 met het klooster Diepenveen bij Deventer en ook zij sloten zich aan bij het Kapittel van Windesheim. Uiteindelijk werden er in Europa bijna honderd kloosters gesticht vanuit Windesheim.

De tweede fase wordt gekenmerkt door een nauwer aansluiten bij de mystiek van Jan van Ruusbroec. In 1412 sloot het klooster Groenendaal, dat hij had gesticht, zich aan bij het kapittel van Windesheim.

Grootste bekendheid kreeg de Moderne Devotie in de derde fase. In die tijd schreef Thomas a Kempis ‘Over de navolging van Christus’ (1441). Het is in vele talen vertaald en wordt tot in onze tijd veel gelezen: gezegd wordt dat het na de Bijbel het meest verkochte christelijke boek is.

Een andere belangrijke auteur uit deze periode is Alijt Bake (1415–1455). Ook haar geschriften, waarin ze het navolgen van Christus in volharding en nederigheid beschrijft, hadden grote invloed.

Alijt Bake was priorin van het Windesheimse klooster Galilea bij Gent. In 1455 werd zij verbannen. Het is niet duidelijk waarom, maar in datzelfde jaar werd alle vrouwen in de kloosters van Windesheim een publicatieverbod opgelegd. Kennelijk wilde men het publiceren van werken over mystiek aan banden leggen. Het is de vierde fase in de geschiedenis van de Moderne Devotie waarin de mystiek nog steeds doorwerkte, vooral ook buiten de Windesheimer kloosters. Typisch voorbeeld is Bertha Jacobs, zuster Bertken, die aanvankelijk in het Windesheimer klooster Jeruzalem bij Utrecht woonde, maar het klooster verliet en zich liet inmetselen in de muur van de Buurkerk in Utrecht. Daar kon zij haar mystieke werken schrijven, een leven leiden van beschouwing en gebed en tegelijkertijd in contact blijven met de mensen die haar bij haar ‘kluis’ bezochten en om raad vroegen.

De laatste bloeiperiode van de Moderne Devotie eindigt rond 1550, maar de geschriften, die hierdoor geïnspireerd waren, zoals de ‘Over de navolging van Christus’ hadden een blijvende invloed.

Karakter

Geert Grote had een grote bewondering voor Jan van Ruusbroec. Toch wordt de Moderne Devotie, waarvoor Geert Grote de basis legde, vaak tegenover de mystiek van Ruusbroec geplaatst. De Moderne Devotie wordt dan beschouwd als een kille, strenge vorm van ascese die hemelsbreed verschilt van de mystiek van Ruusbroec, die vervuld is van de warmte van de goddelijke liefde. Of juist positief geformuleerd: de Moderne Devotie als uiting van gezonde Nederlandse nuchterheid tegenover zweverig mysticisme.

Een uiting van de Nederlandse of Hollandse volksaard was de Moderne Devotie niet, want haar wortels liggen in Gelderland en Overijssel en bovendien bestond Nederland als zodanig nog niet. De Moderne Devotie is een variant van een hervormingsbeweging die heel katholiek Europa raakte.

Geert Grote is tot het laatst van zijn leven het werk van Ruusbroec blijven lezen en vertaalde het zelfs in het Latijn om het een grotere verspreiding te geven. Binnen de Moderne Devotie is altijd ruimte geweest voor mystieke ervaringen.

De Moderne Devotie putte uit mystieke bronnen uit twaalfde eeuw en dertiende eeuw: de Brabantse en Rijnlandse mystiek en ook uit de mystiek van de kartuizers en de franciscanen. Zo staat de Moderne Devotie aan het einde van ontwikkelingen in de eeuwen eeuwen daarvoor. Bijzonder was dat zij deze mystieke traditie onder de aandacht van een breed publiek wist te brengen. Dat gebeurde onder meer door een omvangrijke boekproductie en door de invloed die de Moderne Devotie had binnen het onderwijs.

Invloed

De ideeën van Geert Grote konden aanslaan omdat er veel kritiek was op het kloosterleven van de veertiende eeuw en op de rooms-katholieke Kerk in het algemeen. Uiterlijkheid en macht hadden de plaats ingenomen van gebed. Het kwam steeds vaker voor dat mannen en vrouwen die zich aangetrokken voelden tot het religieuze leven, hun heil niet meer in een klooster zochten, maar zelf groepjes gelijkgezinden vormden.

De broeders en zusters trokken zich niet terug in hun kloosters, maar bleven in contact met andere gelovigen. De belangrijkste middelen waren de boeken die ze schreven en het onderwijs dat ze gaven. Erasmus en Luther kregen les van broeders van Windesheim. De Moderne Devotie bevorderde ook het regelmatig lezen van de Bijbel. Dat was in die tijd iets bijzonders: tot dan toe was dat voorbehouden aan priesters en religieuzen die het Latijn machtig waren. Geert Grote en zijn volgelingen maakten dan ook de eerste vertalingen van de bijbel in de volkstaal.

De geschriften van Geert Grote, Thomas à Kempis en andere volgelingen van de Moderne Devotie uit de veertiende tot en met de zestiende eeuw zijn de belangrijkste erfenis van deze beweging. De kloosters van het Kapittel van Windesheim verdwenen in Nederland tijdens de Reformatie en elders rond 1800 als gevolg van de Franse Revolutie.

Deze introductie is mede gebaseerd op: Rudolf van Dijk, 'Geert Grote en de Moderne Devotie. De vergemeenschappelijking van de mystiek', in: Encyclopedie van de mystiek: fundamenten, tradities en perspectieven, Kampen/Tielt: Kok/Lannoo, 2003 708-725.



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Jan Brouwers.