Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Joke Huisintveld
Dossiers » Verzuiling (algemeen) » introductie » Introductie verzuiling

Introductie verzuiling

Vanaf eind 19e eeuw tot ongeveer 1960 was er in Nederland sprake van verzuiling. Het begrip verzuiling had en heeft een negatieve klank. Ook zijn er een aantal misverstanden rond verzuiling en is de verschijningsvorm en definitie in elk land verschillend.

Wat is verzuiling?
Verzuiling is georganiseerde groepsvorming. Naast de relatieve geslotenheid van een groep is sprake van een groot en goed opgebouwd netwerk van organisaties. Deze organisaties moeten een monopolie op hun gebied hebben en moeten zelfstandig opereren. Verder moet een groep een eigen politieke partij hebben.

Nederland
In ons land begon de verzuiling toen in 1870 de gereformeerden zich van de ‘mainline’ protestanten distantieerden, omdat zij het niet eens waren met de neutrale staatsschool  en de manier van leidinggeven van de Hervormde Kerk.  Zij richtten eigen scholen op, de anti-Revolutionaire Partij (ARP), een eigen kerk, universiteit, vakbond, etc.  Zij zijn nooit een  meerderheid geworden, maar inspireerden wel de katholieken  om hetzelfde te doen.  Rond 1900 en daarna kwamen vele katholieke organisaties van de grond: een partij, een vakbond, de KRO (Katholieke Radio Omroep), etc.  De katholieken vormden in Nederland na de tweede wereldoorlog de grootste en meest  invloedrijke zuil. Na 1960 desintegreerde de katholieke zuil.

Ook de socialisten hadden een partij, vakbond (Nederlands Verbond van Vakverenigingen, NVV), een socialistische jeugdorganisatie, een sportbond, een Vereniging voor Radio Amateurs(VARA), etc.  Na de tweede wereldoorlog werd een nieuwe progressieve partij opgericht, waarin de socialisten van voorheen,  links-liberalen en  progressief-christelijke  onafhankelijken  zich verenigden, in een poging christelijke arbeiders te bereiken.  Dit wordt ook wel ‘de doorbraakgedachte’ genoemd. De poging om de zuilen te doorbreken mislukte echter, onder andere door een mandement van de bisschoppen in 1954. Daarin werd opgeroepen de katholieke organisaties trouw te blijven. Ook verboden de bisschoppen daarin katholieken om  lid te worden van de socialistische vakbond NVV. Pas in de jaren ’60 en ’70 van de twintigste eeuw ontstond er een nieuw politiek klimaat en kwam er ruimte voor de nieuwe partij.  De ontzuiling werd toen een feit.

Van een liberale zuil is nooit echt sprake geweest.  Wel van een liberaal milieu en enkele liberale organisaties (werkgeversorganisatie, middenstandsbond, boerenbond, de AVRO en enkele kranten).  De samenhang tussen deze organisaties echter, was niet voldoende om van daadwerkelijke verzuiling te kunnen spreken.

In eerste instantie bleef de verzuiling een begrip binnen Nederland. Later kwam er een internationale discussie en studie  op gang, mede door personen als Daalder en Lijphart. In elk land is de situatie met betrekking tot verzuiling weer anders.

België
In België hadden de katholieken al voor dat de verzuiling begon, een  meerderheid, maar zij raakten  na 1880 toch verzuild. Met hun uitgebreide en sterke standsorganisaties hadden zij een sterke troef in handen.  Sterke tegenstander van de Belgische katholieken waren de socialisten. Ook zij hebben altijd in verzuiling  geloofd.  Waar de katholieken in eerste instantie door de kerk georganiseerd werden, was het bij de socialisten de politieke partij die de grootste invloed had.  Door de verzuiling bij de katholieken en de socialisten waren de liberalen genoodzaakt hetzelfde te doen, al ging de verzuiling bij hen wat minder ver door: minder organisaties, minder leden en een minder goede relatie tussen de partij en de organisaties in de betreffende zuil. In het interbellum ontstond er in de jaren ’30 nog een Vlaams-nationalistische zuil die in sommige delen van België veel invloed had. Door de tweede wereldoorlog echter, kwam hier een einde aan.

De rest van Europa
Oostenrijk vertoont een beeld ongeveer gelijk aan België met de verzuiling van een katholieke meerderheid rond 1900 en daar tegenover de socialisten. Het verschil met België was echter, dat in Oostenrijk de verzuiling een  meer militaristische inslag had. Tussen de twee wereldoorlogen lagen de katholieken en socialisten met elkaar overhoop in een onderhuidse burgeroorlog. Ook hadden beide partijen grote paramilitaire organisaties. In plaats van zuilen sprak men in Oostenrijk over ‘Lager’. De laatste jaren is de verzuiling en de verbinding van zuilorganisaties met  de politieke partijen minder geworden.

Zwitserland is nooit helemaal verzuild geweest, maar had historisch gezien wel een drietal stromingen: de grootste daarvan was de liberale ‘Freisinn’ met daarnaast de katholieke conservatieven en de socialisten. Zoals elders waren de liberalen  minder actief in het opbouwen van organisaties dan de katholieken en de socialisten. Die hadden van alles: een partij, vakbond, muziekverenigingen, eigen pers (katholieken), etc. Daarvan zijn nu alleen nog de vakbonden met hun sterke verbinding met ‘hun’ politieke partij over. Toch kan je niet  spreken van een overheersing in de Zwitserse politiek door de verzuiling. De manier waarop Zwitserland politiek georganiseerd is (verdeling in kantons, besluitvorming d.m.v. consensus, circulatie van voorzitterschap in de regering door de vier grote partijen) is niet veranderd door de verzuiling. Daarvoor en daarna was Zwitserland op dezelfde manier politiek georganiseerd. 

In Duitsland waren, naast de  protestants-conservatieven en de (protestants-)liberalen twee grote partijen actief: de katholieken en de socialisten. Deze twee waren reeds in 1880 verzuild geraakt. De katholieken (Verbandskatholizismus) hadden daar ook de middelen voor aangezien zij reeds  voor 1800 in de katholieke vorstendommen een stevige positie hadden. De Zentrumspartei vertegenwoordigde de katholieke zuil op het politieke vlak, de vak- en boerenbonden op het sociaaleconomische vlak. Verder waren er nog vele andere organisaties, waarvan de vormingsorganisatie ‘Volksverein für das katholische Deutschland’ met haar 800.000 leden (1913) de grootste was.  Vanaf 1933 verbood Hitler de meer seculiere takken van de katholieke zuil.

De socialisten hebben hun zuil na 1890 opgericht , na een tijd van onderdrukking. De reeds bestaande politieke partij SPD (1875),  vakbonden, etc. vormden een groot netwerk dat later als voorbeeld voor heel Europa diende, zeker toen na 1918 de organisatie nog sterk verbeterd werd. Ook deze zuil werd door Hitler in 1933 ontbonden.

Ook in Italië, Frankrijk en Scandinavië is verzuiling opgetreden. In Italië twee: een katholieke en een communistische, in Frankrijk alleen de communistische, omdat andere groeperingen geen eenheid konden bereiken. In Scandinavië  was eerder sprake van boerenbewegingen als onderdeel van een zuil  in bijv. Denemarken en Zweden. Of dit zuilen genoemd mogen worden, staat ter discussie i.v.m.  de minder duidelijke afgrenzing tussen de groepen en de minder hechte structurering.

Misverstanden over verzuiling
Rond verzuiling zijn een aantal misverstanden ontstaan. Ondermeer dat verzuiling  alleen confessioneel zou zijn. Veel mensen denken dat verzuiling alleen met betrekking tot levensbeschouwing speelt, maar er blijken ook zuilen te zijn geweest van socialistische, communistische, liberale, etnische en zelfs agrarische aard (zie de hiervoor gegeven voorbeelden).  Het tweede misverstand is, dat verzuiling alleen in kleine landen als Nederland en België optrad. Ook in andere landen echter, het grotere Duitsland bijvoorbeeld en de Scandinavische landen, komt verzuiling voor. Dat verzuiling meestal vanuit een minderheidspositie optreedt is ook een misvatting gebleken. Kijk maar naar de katholieken in België, Oostenrijk en Italië. Tenslotte is gebleken dat verzuiling slechts één vorm van groepsvorming is en dat er meerdere vormen van segregatie zijn in andere landen die erg lijken op verzuiling (bijvoorbeeld de Franse katholieken).

Uiteindelijk is het de vraag of het beeld van zuilen wel klopt. Inderdaad was er sprake van zuilen in de zin van organisaties die in een sterk netwerk door middel van één levensbeschouwelijke visie met elkaar verbonden waren, met bovenaan een politieke partij. Deze politieke partijen echter, stonden in goede verhouding tot elkaar. Tussen de partijen onderling vond overleg plaats, er werd samen geregeerd. Misschien zou een tempel een betere metafoor zijn, omdat deze niet alleen zuilen, maar ook een dak heeft. Een dak (de politieke partijen) dat één geheel vormt en  gedragen wordt door de afzonderlijke zuilen (de katholieke, protestantse, etc.).

Het grootste gedeelte van bovenstaande tekst is gebaseerd op:
S. Hellemans, Zuilen en verzuiling in Europa, in U. Becker (red.), Nederlandse
politiek in historisch en vergelijkend perspectief,  Amsterdam, 1993, p. 121-150



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan J. Havekes.