Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Karin Leeuwenhoek
Dossiers » Hebreeuws, Bijbels » introductie » Bijbels Hebreeuws

Bijbels Hebreeuws

Door Laura de Vries MSc 

Introductie 

Hebreeuws is de taal van het Oude Testament. De taal waarin God sprak toen hij de hemel en aarde schiep, waarin Hij tot Mozes sprak op de berg Sinaï, de taal waarin Jezus zijn Toralessen volgde. Het is de taal van de oude profeten, van koningen als Saul en David, van Hooglied en de Psalmen. Onweerstaanbaar in zijn klanken, mysterieus in zijn verschijningsvormen.
 
Het Bijbels Hebreeuws is een doolhof waarin je gemakkelijk verdwaalt. De taal is oud, veel ouder dan onze westerse talen als het Nederlands of het Engels. Wie zich erin verdiept, leeft voor even millennia in het verleden. In de klanken van het Hebreeuws worden eeuwen overbrugd, alsof Mozes zelf Gods geboden aan je voorleest. Het Hebreeuws is ook een moeilijke taal, althans dat denken veel mensen. Het gebruikt een heel ander lettertype, behoort tot een andere taalgroep dan de onze en kan ook zonder klinkers geschreven worden. De woordvolgorde is anders, de manier waarop verleden en tegenwoordige tijd worden gemaakt, enzovoort.

Oorsprong: oud en nieuw

Bijbels Hebreeuws is een kunstmatig gevormde taal, net zoals bijvoorbeeld ‘Nieuwtestamentisch Grieks’. Het gaat erom, dat in deze taal de boeken van de Hebreeuwse Bijbel zijn geschreven (het ‘Oude Testament’). De periode waarover we het dan hebben, strekt zich uit over meer dan duizend jaar: van ongeveer de twaalfde eeuw voor Christus tot aan de Babylonische Ballingschap in de zesde eeuw voor Christus. Hierna werd het Hebreeuws langzaam verdrongen door het Aramees, totdat het als dagelijkse taal in de eerste eeuw na Christus nauwelijks nog bestond. In de Bijbel zien we dan ook dat latere geschriften, met als jongste boek Daniël, steeds meer Aramese invloeden kennen (‘arameïsmen’). De gedeelten Ezra 4,8-6,18; 7,12-26, Daniël 2,4-7,28, Jeremia 10,11 en Genesis 31,47 (twee woorden) zijn zelfs volledig in het Aramees opgesteld.
 
Bijbels Hebreeuws is gebaseerd op het Oudhebreeuws, dat we ook – zij het fragmentarisch – uit buitenbijbelse bronnen kennen. Deze taal behoort tot de subfamilie van de semitische talen en daarbinnen tot de noordwestsemitische groep, samen met het genoemde Aramees, maar ook met bijvoorbeeld Edomitisch, Moabitisch, Syrisch en meer. Het Oudhebreeuws is een Kanaänitisch dialect: het ontstond onder joden die in het gebied Kanaän kwamen leven. Een belangrijke andere semitische taal is het Arabisch, uit de zuidwestelijke groep. Het Akkadisch, een verzamelnaam voor de oostsemitische groep, is uitgestorven, zoals veel van de talen binnen de semitische talenfamilie. Een schatting van de mate van voorkomen van de belangrijkste semitische talen per regio in de eerste eeuw na Christus, wordt getoond in deze afbeelding op Wikipedia.
 
Het Hebreeuws is eeuwenlang bewaard gebleven, als de taal waarin werd gebeden en gelezen in de joodse liturgie en de rabbijnse literatuur. In de negentiende eeuw is de taal (op)nieuw tot leven gebracht als spreektaal, door met name joodse Europeanen en immigranten, die kwamen leven in het toenmalige Palestina. Met ‘Nieuwhebreeuws’ of ‘modern Hebreeuws’ wordt de officiële taal van de staat Israël (sinds 1947) aangeduid. Deze taal is ook bekend onder de naam ‘Ivriet’. Dit is eenvoudigweg Hebreeuws voor ‘Hebreeuws’.

Kenmerken

Het Bijbels Hebreeuws heeft een aantal eigenschappen gemeen met de andere semitische talen. Voor de hoorder is het voorkomen van een aantal keelklanken opvallend: geluiden zoals ‘a’ en ‘ch’ (in ‘och’) die in de keel worden gevormd. Een tweede kenmerk is dat de betekenis van woorden wordt opgehangen aan een radix: een wortel van meestal drie mededeklinkers (‘radicalen’). Het Hebreeuwse alfabet, te zien en te beluisteren via deze website, heeft dan ook uitsluitend medeklinkers. Dit heeft tot effect, dat sommige woorden erg op elkaar lijken. De geoefende lezer moet dan uit het zinsverband de betekenis ontwaren. Gelukkig is die betekenis vaak ook te horen, omdat eenzelfde wortel verschillend kan worden ‘gevocaliseerd’: van klinkers voorzien. Een derde gemeenschappelijke eigenschap is dat de taal gebruik maakt van nevenschikking in plaats van onderschikking om zinnen aaneen te rijgen. Werkwoorden, ten slotte, geven niet in de eerste plaats een ‘tijd’ aan (verleden, heden, toekomst), maar of een handeling op de voorgrond speelt of wordt genoemd als achtergrondschildering (vergelijk de metafoor van een ‘theater’, met een verhaallijn in scènes en decorstukken).
 
Het Hebreeuwse alfabet dat wij kennen is het zogeheten kwadraatschrift: een ‘vierkant’ schrift dat is ontwikkeld uit het Aramees. Dit ziet er anders uit dan het Oudhebreeuws en ook anders dan het cursieve schrift dat het Ivriet kent (naast het kwadraatschrift). In een serie videocolleges die via deze link (de eerste vijf colleges) is te volgen, kunt u zien hoe de ontwikkeling van de letters is geweest – van de medeklinkers, dus. De ‘Masoreten’, Hebreeuwse tekstoverleveraars, hebben de Hebreeuwse Bijbel in de middeleeuwen van klinker- en accenttekens voorzien. Zo legden zij een uitspraak vast waaraan ook wij grotendeels vasthouden. Een tekstuitgagve die op de masoretische tekst is gebaseerd, is de Biblia Hebraica Stuttgartensia.

Voorbeeld: ‘de Aäronitische zegen’

Laten we kijken naar een korte tekst, om een indruk te krijgen hoe deze eruit ziet, en om iets te leren – hoe klein ook – van de Hebreeuwse taal. Gegeven zijn de verzen Numeri 6,24-26 uit de Biblia Hebraia Stuttgartensia, verdeeld in clauses: enkelvoudige zinnen. Het Hebreeuws wordt gelezen van rechts naar links. De puntjes en streepjes die u ziet, zijn de latere klinker- en accenttekens. Een ‘dubbele punt’, bijvoorbeeld, geeft het einde van de zin aan.
 
Onder het Hebreeuws staat de transcriptie van de tekst (van links naar rechts). Een onderstreping geeft een zachte uitspraak van de letter aan: ‘v’ voor ‘b’, ‘ch’ voor ‘k’. Een spiritus staat boven de lettergreep die het woordaccent draagt. Een klinker in superscript is een vervluchtigde (nauwelijks hoorbare) klinker; een hoge komma is een gottisslag (zoals in: ‘be’ogen’). Na de transcriptie is een vertaling gegeven. De uitspraak van de tekst is te beluisteren via een videocollege, dat is te volgen via deze link.
 
יְבָרֶכְךָ֥ יְהוָ֖ה
וְיִשְׁמְרֶֽךָ׃
יָאֵ֨ר יְהוָ֧ה׀ פָּנָ֛יו אֵלֶ֖יךָ
וִֽיחֻנֶּֽךָּ׃
יִשָּׂ֨א יְהוָ֤ה׀ פָּנָיו֙ אֵלֶ֔יךָ
וְיָשֵׂ֥ם לְךָ֖ שָׁלֹֽום׃
 
jebaarekekáá JHWH (uit te spreken: ’adoonááj)
wejišmerèkaa.
jaa’éér JHWH paanááw ’eelèkaa
wiechoennèkkaa.
jissáá JHWH paanaaw ’eelèkaa
wejaaséém lekáá šaalóóm.
 
Moge JHWH (de Heer) jou zegenen
en moge hij jou bewaren/bewaken.
Moge JHWH zijn aangezicht over jou doen lichten
en moge hij jou genadig zijn.
Moge JHWH zijn aangezicht over jou verheffen
en moge hij vrede voor jou stellen.
 
Wat valt op? Ten eerste, hoe compact de Hebreeuwse taal is. Uit één woord, וְיִשְׁמְרֶֽךָ (vers 24b), halen we tal van informatie: (1) de verbinder ‘en’; (2) een persoonsvorm, met (3) als onderwerp derde persoon mannelijk enkelvoud, dat betekent: ‘hij zal bewaren/bewaken’ – maar in dit zinsverband ‘moge hij bewaren/bewaken’ (van het werkwoord שׁמר); en (3) een lijdend voorwerp: ‘jou’. Het moet gunstig zijn geweest om zo’n taal visueel op te tekenen, in een tijd waarin dit proces veel moeilijker ging en kostbaarder was dan in de onze.
 
Ten tweede komt u driemaal de heilige godsnaam tegen, het tetragram (van het Griekse τετραγράμματον, ‘vier letters’): יהוה. Waarschijnlijk moet worden gelezen: Jahwè. Uit eerbied spraken en spreken joden deze naam echter niet uit, maar lezen in plaats daarvan Adonai (‘Heer’). Als er al ‘Adonai’ zou staan direct vóór de godsnaam, dan wordt de combinatie ‘Adonai Elohim’ (‘de Heer God’). De klinkers die de Masoreten bij het tetragram hebben geplaatst, zijn die van Adonai (de eerste ‘a’ is eigenlijk een vervluchtigde ‘e’, zoals in ‘begin’). Wat geeft nu deze door elkaar gehaalde lezing? Jehoowaa: Jehova!
 
Ten derde – een laatste toelichting – komen we het woord tegen: šaaloom, sjaloom (vers 26). Waarschijnlijk kende u de betekenis van dit woord al. In het hedendaagse Israël wordt sjaloom (שָׁלֹום) nog altijd gebruikt als groet. We zien het woord ook in joodse volksliederen zoals: ‘Shalom chaverim’, ‘Sha’alu shalom Yerushalayim’ (Psalm 122,6) en ‘Hevenu shalom aleichem’. Overigens, de laatstgenoemde titel lijkt op een groet die wereldwijd gebruikt wordt in het Arabisch: السلام عليكم oftewel: as-salaamu alaykum. Peace be upon you.

Doorwerking van het Bijbels Hebreeuws

In het Nieuwe Testament zijn Hebreeuwse invloeden (‘hebraïsmen’) zichtbaar, maar ook in onze eigen, Nederlandse taal. De Statenvertaling uit de zeventiende eeuw droeg daar voor een belangrijk deel aan bij. Deze vertaling bleef dicht bij de Hebreeuwse grondtekst, waardoor er voor het Nederlands onlogische of overbodige constructies konden ontstaan. In de zin: ‘En het woord des HEEREN geschiedde tot Jona, den zoon van Amitthai, zeggende:’, kan ‘zeggende’ eenvoudig worden vervangen door een dubbele punt, aanhalingstekens openen. Het gebruikte woord is een formaliteit, een verbum dicendi, een benodigdheid om een directe rede te kunnen openen. Een ander voorbeeld is de Hebreeuwse genitief, die wij gewoonlijk als overtreffende trap zouden vertalen: het Heilige der Heiligen (dat is: het allerheiligste), ijdelheid der ijdelheden enzovoort.
 
Afzonderlijke woorden zijn uit het Hebreeuws, via het Jiddisch, in de Nederlandse taal gekomen. Uit het Hebreeuws-van-alledag: gabber (‘vriend’), bajes (van ‘huis’), ponem (‘gezicht’, zoals in de bovengenoemde zegentekst), mokum (‘plaats’, Amsterdam), jatten (van ‘hand’) enzovoort.
Hebreeuwse woorden en uitdrukkingen zijn ook bekende termen geworden in de christelijke godsdienst. Uit een lijst die vele mater groter is, kennen we:
-Halleluja (הַלְלוּ־יָהּ, Grieks ἁλληλουϊά, Latijn alleluia) letterlijk: ‘prijst Jah (God)!’; voorbeeld: Psalm 117,2.
-Hosanna (הֹושִׁיעָה נָּא, Grieks ὡσαννά, Latijn osanna), letterlijk: ‘red toch!’; voorbeeld: Psalm 118,25.
-Messias (מָשִׁיחַ, Grieks Χριστός, Latijn Christus), letterlijk: ‘gezalfd(e)’; voorbeeld: Klaagliederen 4,20.
-Sabbat (שַׁבָּת, Grieks σάββατον, Latijn sabbatum), letterlijk: ‘rust’ (van het werkwoord ‘niet werken’), bijna altijd als ‘rustdag’; voorbeeld: Exodus 20,9.

Tot besluit

Er valt veel meer te zeggen over het Bijbels Hebreeuws. Op het Internet en in bibliotheken vindt u verdere en meer uitgebreide informatie. Dit artikel bood een eerste inleiding en kennismaking. Wellicht bent u enthousiast geworden om de ‘tale Kanaäns’ verder te ontdekken!


Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Laura de Vries.