Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Max Lammertink
Dossiers » Verzameldossier » niet-wetenschappelijke artikelen » Trinus Hoekstra, Geld, de wortel van alle kwaad?

Trinus Hoekstra, Geld, de wortel van alle kwaad?

Trinus Hoekstra, Geld, de wortel van alle kwaad? in: Interpretatie 18,1 (2010), p. 24-26


Margetekst
De kredietcrisis en de misstanden in de bancaire sector hebben de laatste maanden menigeen de uitspraak ontlokt dat geld de wortel van alle kwaad is. Klopt deze uitspraak en wat betekent ze in het licht van onze traditie?
 
Eerste twee alinea's
Voor de herkomst van de uitspraak ‘Geld is de wortel van alle kwaad’ wordt vaak gewezen naar de Bijbel. Wanneer we daarin gaan zoeken vinden we inderdaad een uitspraak die er veel op lijkt, maar toch fundamenteel iets anders zegt: ‘Geldzucht is de wortel van alle kwaad’ (1 Tim. 6:10). ‘Geld’ is fundamenteel iets anders dan ‘geldzucht’. Geld is het middel dat de uitwisseling van goederen en diensten in het commerciële verkeer mogelijk maakt. Geld maakt als het ware commerciële gemeenschap mogelijk. Geldzucht daarentegen wijst op een verslaafde afhankelijkheid van dit middel. Het wijst op een vertrouwen op of een dienst en toewijding aan dit middel waardoor het afgodische trekken krijgt. In de geldzucht is het geld van middel tot doel geworden. Het is op grond van deze mogelijkheid tot pervertering dat geld in de Bijbel en in de traditie met waarschuwingen en regels omgeven wordt. Dat betekent echter niet dat geld in zichzelf als een kwaad gezien wordt. Integendeel, het wordt beschouwd als een goed, maar zoals ieder goed kan het veranderd worden in zijn tegendeel, wanneer het van middel tot doel wordt. Geld is met andere woorden een goede dienaar maar een slechte meester.

Een mooi voorbeeld van dergelijke waarschuwingen is het randschrift dat vroeger op de gulden prijkte en nu ook nog staat op de Nederlandse uitgave van de munt van twee euro: ‘God zij met ons’. Dat randschrift is een verkorte versie van een spreuk uit het bijbelboek Romeinen en luidt volledig: ‘Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn’ (Rom. 8:31). Het is een verkapte belijdenis dat de waarde van geld van iets anders afhangt, van de werkelijkheid van God, van het verlangen naar gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping.



Bron: Interpretatie, met dank aan Nico Riemersma.