Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Max Lammertink
Dossiers » Verzameldossier » niet-wetenschappelijke artikelen » Maarten den Dulk, De verschijning van Israël in de bijbelse theologie

Maarten den Dulk, De verschijning van Israël in de bijbelse theologie

Maarten den Dulk, De verschijning van Israël in de bijbelse theologie, in: Interpretatie 18,7 (2010), p. 4-6

Margetekst
Maarten den Dulk maakt een afweging van de sterke en zwakke kanten van de bijbels-theologische notie ‘Israël’ die hij meekreeg van Miskotte, Breukelman, Deurloo en Marquardt. Houden deze inzichten stand in de hitte van de strijd in het Midden-Oosten?
 
Eerste twee alinea's
Jonathan I. Israël beschrijft hoe de Joden tegen het eind van de zestiende eeuw in Europa verschenen, nadat ze in de eeuwen daarvoor langzaam maar zeker buiten de cultuur gesloten waren. Onverwachts kwam er een opening voor hun fysieke, culturele en religieuze deelname aan de West-Europese cultuur. Het moet te maken hebben gehad met de impasse waarin de inmiddels tegen elkaar verdeelde kerken verkeerden en met de filosofische scepsis tegen de heersende politieke orde. In deze tijd van heroriëntatie kreeg men oog voor het andere, het vreemde, dat als zodanig iets te bieden had wat men zelf ontbeerde.
Deze deelname van de Joden aan de Europese cultuur vroeg uiteraard om een theologische verwerking. In de zeventiende eeuw ontwikkelde de protestantse theoloog Johannes Coccejus een bijbels-theologisch model om de plaats van Israël en de Joden te definiëren. Hij gebruikte daarvoor historische categorieën. De omgang van God met de mensen werd getekend als een geschiedenis van elkaar opvolgende verbonden. Zo kon het Bijbelse volk Israël beschouwd worden als een integraal onderdeel van de verbondsgeschiedenis van God met de mensen. Israël verdwijnt niet uit de geschiedenis, het wordt niet uit de geschiedenis weggeschreven, maar het krijgt een eigen, onvervangbare plaats in de heilsgeschiedenis. Dat straalt uiteraard af op het eigentijdse Jodendom, dat dan met een dierbaar woord benoemd kan worden als het ‘oude volk’. Dierbaar, maar ook denigrerend, want het nieuwe volk is natuurlijk de kerk. Dit heilshistorisch model uit de protestantse baroktheologie heeft een lange adem gehad, kreeg vele varianten en bleef zeker tot en met de negentiende eeuw doorwerken. Zo werd Israël in alle betekenissen van het woord ‘overgeleverd’ in onze cultuur.

Maar zo liet ‘Israël’ zich uiteraard niet overleveren. De Joden schreven zelf wel het script van hun geschiedenis. Ze zouden dat op velerlei wijzen doen, maar twee gebeurtenissen sprongen eruit. Dat waren de Messiasverwachting en het zionisme. In de zeventiende eeuw mobiliseerden grote groepen Joden hun eigen verwachting in de komst van de Messias. Hun eigen geschiedenis zou vervuld worden en daarmee zou dan ook wel de wereldgeschiedenis vervuld worden. Sabbatai Zwi bracht de vervulling van die verwachting dichtbij, maar zijn beweging liep vast. Toen hij overging naar de Islam, was de teleurstelling groot. Teleurstelling zeker, maar geen resignatie. Misschien werd hier reeds het zionistisch verlangen geboren naar zoiets als de vorming van een eigen zelfstandige volksgemeenschap en een eigen staat Israël. Wat spiritueel niet mogelijk was gebleken, dat zou politiek mogelijk moeten zijn. In de negentiende eeuw kan dat verlangen naar een eigen volk en een eigen staat méésurfen op de golven van het groeiende nationalisme van de Europese volken. In de twintigste eeuw wordt het echter serieus. Terwijl een vernietigende kracht over de Joden heenslaat en haar nog eens en nu voorgoed uit de Europese samenleving wil bannen, wordt de staat Israël gevormd. Dat speelt zich nu niet meer af in Europa maar in het Midden-Oosten. Tegelijk meldt zich ook buiten die staat en ook in Europa een zelfbewust Jodendom, dat openlijk zijn eigen identiteit bepaalt.

Op het moment dat het Jodendom in de twintigste eeuw verschijnt, wordt het vernietigd en verschijnt het opnieuw als een autonome staat en als een volk met een eigen identiteit. Het is een gebeuren dat zo ingrijpend en schokkend is dat het wel moest doordringen tot in het hart van de christelijke gemeente. Het was inmiddels wel duidelijk dat het oude, vertrouwde heilshistorische model niet bij machte was om deze verschijning van het Jodendom te kunnen bevatten. Hoe dan wel? Laat ik voor mezelf spreken. Het ging voor mij niet in één keer. Het ging schoksgewijs in drie keer.



Bron: Interpretatie, met dank aan Nico Riemersma.